King Bob, Kale Korrie en hun sociaal economische positie

Door Carinda Jansen en Natascha Notten

SEP_Ladder_12plusWanneer kinderen opgroeien tot jongeren, krijgen ze vaak meer financiële wensen en mogelijkheden, maar ook meer verantwoordelijkheden. Deze verantwoordelijkheden worden in deze levensfase echter niet altijd goed ingeschat.  Voor kinderen uit gezinnen met minder geld is er een grotere kans dat financieel risicogedrag ingrijpende gevolgen heeft. Dit komt omdat hun families en netwerken vaak minder kennis en financiële reserves hebben om hen uit de problemen te helpen. Dit kan bijdragen aan de kans dat financiële problemen worden doorgegeven aan de volgende generatie. Werkplaats Sociaal Domein Arnhem en Nijmegen en Onderzoeksbureau Gelijkschap onderzoeken wat nodig is om intergenerationele armoede te voorkomen en te doorbreken. We betrekken daarbij jongerenwerkers, sociaal werkers, ouders en natuurlijk ook jongeren. Met deze blog geven we een inkijkje in het onderzoeksproces, de resultaten volgen later.

Wie en wat hebben 12plussers nodig?

Één van de onderzoeksactiviteiten is een bezoek aan twee VO-klassen in Arnhem. De jongeren praten in groepjes over hun financiële gedrag en over wat en wie zij nodig hebben om financieel weerbaar te worden. Ze vullen ook een vragenlijst in. Veel vragen komen uit  bestaande vragenlijsten; zo kunnen we de antwoorden vergelijken met eerder onderzoek. Over één vraag hebben we vooraf een tijd gediscussieerd: het is een vraag die inzicht geeft in de sociaal economische positie van het gezin, volgens de jongere zelf. En dat is belangrijke informatie, omdat we zicht willen krijgen op ‘wie en wat’ jongeren uit gezinnen met minder geld, oftewel bestaansonzekere gezinnen, nodig hebben om financieel weerbaar te zijn. Maar hoe meet je dat nou, de mate van bestaansonzekerheid in een gezin? We kiezen voor een smalle opvatting van dit containerbegrip en meten het aan  de hand van de sociaal economische positie van het gezin. We besluiten hiervoor een gevalideerde vraag uit het Engels te vertalen en te integreren in de anonieme vragenlijst. Bij de instructie staat duidelijk dat de vraag overgeslagen mag worden. De jongeren mogen een alias gebruiken en een aantal leerlingen doet dat met veel creativiteit. King Bob, Skywalker en Kale Korrie beantwoorden met 36 andere jongeren de vragen. Het invullen van de lijst leidt tot geanimeerde gesprekken tussen de jongeren.

Het verwerken van de data

Voor ons ligt de stapel anoniem ingevulde vragenlijsten. Bij de eerste stap ‘invoeren van de data’ gaat onze aandacht stiekem al uit naar de respons op de vraag over de sociaal economische positie (SEP) van het gezin, volgens de jongere zelf. Vijf leerlingen van de 39 hebben bij de SEP niet ingevuld. De anderen hebben ergens op de ladder een kruisje gezet passend bij de situatie van hun gezin in vergelijking met ‘de rest van Nederland’. Het is nogal wat om als jonge 12plusser te bedenken waar jullie plekje op de maatschappelijke ladder is.

“Want wij hebben geld hoor, we zijn niet arm, maar we zijn ook geen miljonairs, dus waar moeten we dan staan?”

Maar intuïtief voelen jongeren het haarfijn aan. De eerste indruk van de ingevulde lijsten sluit aan bij de verdeling in de Nederlandse samenleving; de grootste groep scoort in het midden, een paar jongeren iets daarbuiten en één aan het uiterste einde. Één jongere geeft heel genuanceerd antwoord en leert ons daarmee meteen dat het invullen echt wat denkwerk kost. Deze jongere plaatst namelijk twee kruisjes; één op trede 7 voor ‘mama’ en één op trede 5 voor ‘papa’. De antwoorden gaan ons veel leren, maar wat we nu al weten is dat de interpretatie met voorzichtigheid moet worden gedaan. Omdat er bijvoorbeeld dus niet alleen verschillen zijn tussen gezinnen, maar ook binnen gezinnen,  en dat genderverschillen misschien een grotere rol spelen dat we van tevoren bedacht hadden. Hierover en over andere inzichten meer in volgende blogs.

Dit onderzoek is financieel mede mogelijk gemaakt door de Rabobank.