Vroeg je bed uit om wielerploegen te testen
Ooit was hij student Sportkunde, deed de ALO en sloot af met een master Bewegingswetenschappen. ‘En nu geef ik al jaren les op de HAN. Een leuk vak vind ik, maar ik wilde mezelf graag verder uitdagen. Toen ik vanuit de HAN de mogelijkheid kreeg om te promoveren, heb ik die kans dan ook aangepakt. Het is een traject van 5 jaar, ik zit in het 4e jaar en ben dus al een tijdje onderweg’, vertelt Luuk Hilkens. Hij is docent en als onderzoeker betrokken bij het expertiseteam Sports & Exercise Nutrition.
Samenwerking Universiteit Maastricht
De HAN vindt het belangrijk om aan praktijkgericht onderzoek te doen en investeert hier de laatste jaren veel in. De samenwerking binnen de driehoek onderwijs, onderzoek en praktijk zorgt voor een kwaliteitsslag binnen het onderwijs. Promotieonderzoeken worden mede daarom gestimuleerd. Luuk licht toe: ‘Dit is een trend die de laatste jaren bij alle hogescholen zichtbaar is. Juist de combinatie van het praktijkgerichte van een hogeschool en het onderzoeksniveau van een universiteit vind ik sterk. Alleen de universiteiten hebben het recht om je te laten promoveren. Daarom is er een samenwerking: ik werk bij de HAN, die subsidieert mijn promotieonderzoek via een promotiebeurs, en de Universiteit Maastricht verzorgt mijn daadwerkelijke promotie.’
Wielrenners
De afgelopen tijd werkte Luuk aan meerdere studies binnen zijn onderzoek. Daarvan kreeg er één veel aandacht binnen en buiten de onderzoekswereld: het onderzoek naar de botgezondheid van wielrenners. ‘Ja dat klopt, ik heb al meerdere interviews hierover gegeven. En ben bijvoorbeeld ook vaak benaderd door sportartsen. Dat vind ik echt één van de leukste dingen van het onderzoekstraject: resultaten zijn praktisch toepasbaar en worden dus ook daadwerkelijk opgepakt. Zo kan ik echt iets bijdragen, in dit geval aan de gezondheid van wielrenners.’.
Wat was er zo interessant aan dit specifieke onderzoek? Waarom al die aandacht? Luuk vervolgt: ‘Kort samengevat draait dit onderzoek om de botgezondheid van profwielrenners. We brachten ook in kaart welke risicofactoren de kans op een verminderde botgezondheid vergroten. Dit onderzoek voerden we uit in samenwerking met de KNWU en verschillende wielerploegen. Uit de resultaten bleek dat maar liefst 65 procent van de mannelijke en 45 procent van de vrouwelijke profwielrenners een slechte botgezondheid heeft. Ook 30 procent van de getalenteerden heeft al ongezonde botten en 35 procent van de oud-profwielrenners heeft die nog steeds. Concluderend kunnen we stellen dat wielrenners die zeer veel trainen er goed aan doen om ook aan de botgezondheid te werken. Belangrijk is dat ze ook genoeg bot belastende oefeningen of sporten (blijven) doen. En voldoende eten om de door training gebruikte energie te compenseren. Voldoende calcium en vitamine D binnenkrijgen én niet een te laag lichaamsgewicht nastreven.
Passie
Starten als Sportkundestudent en uiteindelijk in dit promotietraject terechtkomen, was dat een jongensdroom die uitkwam? Luuk: ‘Het leek me altijd wel wat om te promoveren. Mijn voorwaarde was wel dat het iets was waar ik me dagelijks mee bezighoud, wat echt mijn passie is. Dat maakte deze kans bij de HAN ideaal. Ik vind het goed te combineren met lesgeven en de werkgever biedt me veel vrijheid. Mijn teamleider Jan-Willem van Dijk steunt me enorm. Ook is de werksfeer heel prettig.’ Is het dan altijd leuk, of valt het ook wel eens tegen? ‘Ach, niet alles is even uitdagend natuurlijk. Ik doe als onderzoeker heel veel zelf, wel met hulp van een of twee goede stagiaires. Maar als we testdagen hebben om data te verzamelen, is dat gewoon zelf je handen uit de mouwen steken. Testen afnemen, bijvoorbeeld via bloedonderzoeken. Na een tijdje wordt dat ook wel een beetje lopende bandwerk. En vroeg opstaan, want ik moet uit Limburg komen. Maar ik werk wél met mensen en dat vind ik veel boeiender dan naar bestaande databases kijken. En als we in het weekend een testdag organiseren dat een wielerploeg langskomt, springen collega’s bij. Dat maakt het heel gezellig’, legt Luuk enthousiast uit.
CT-scan
Op dit moment zit hij in een wat rustigere fase, er is tijd voor de voorbereiding van een nieuw onderzoek. Dat betekent meer vanuit huis werken en zelf sturing houden over zijn agenda. ‘Dat is fijn na zo’n drukke periode. We bereiden een nieuw onderzoek voor, waar ik naar uitkijk. De wielrenners in ons onderzoek naar bot-gezondheid krijgen iedere winter al een vervolgonderzoek om ze te monitoren. Dat gebeurt nu met de DXA-scan, die de kwantiteit van het botweefsel bekijkt. We willen hier een CT-scan aan toevoegen, die meer over de kwaliteit kan zeggen. Deze CT-scan staat in het ziekenhuis in Venlo. We hebben daar een relatie mee opgebouwd en een pilot gedraaid. En willen in november starten, dan hebben de wielrenners een rustperiode. Wel moeten we de wielerploegen het belang laten inzien. Meedoen kan nog best een drempel zijn, wéér een onderzoek en dan helemaal in Venlo. Toch weet ik dat ze veel hebben aan de resultaten en adviezen.’
Geen tijd dus om achterover te leunen? ‘Nee dat niet, ik rond ook nog een eerdere studie binnen mijn promotietraject af, die ik vorig jaar heb uitgevoerd bij HAN SENECA. Daarbij analyseer ik data uit bloedonderzoek. We hebben proefpersonen een ontbijt gegeven met een bepaalde hoeveelheid zuivel. En hebben voor, tijdens en na het eten ervan gemeten wat dit doet met je stofwisseling. Een boeiend onderzoek, waarvan ik binnenkort de voorlopige resultaten wil presenteren.’