School speelt sleutelrol voor een leven lang bewegen

Onlangs promoveerde docent-onderzoeker Gwendolijn Boonekamp van HAN Sport en Bewegen aan de Universiteit van Alicante op een onderzoek naar hoe scholen een sleutelrol kunnen spelen in het ontwikkelen van de capability van VMBO leerlingen om hun leven lang fysiek actief te blijven.

Het onderzoek start vanuit de aanname dat om leerlingen in staat te stellen hun handelingsvermogen te ontwikkelen om een leven lang fysiek actief te blijven, het van belang is

  • hen te leren reflecteren op de betekenis van hun beweegervaringen in het licht van hun realistische mogelijkheden en eigen doelen
  • hen actief te betrekken bij het vormgeven van het beweegaanbod
  • hen te ondersteunen bij het maken van de vertaalslag van deze activiteiten naar andere contexten van hun dagelijks leven.

In vier studies is dit idee verder uitgewerkt. Daaruit volgde uit de eerste studie het inzicht dat de perspectieven en de stem van leerlingen van belang zijn om een beweegaanbod te kunnen creëren dat voor hen begrijpelijk, betekenisvol en hanteerbaar is.

Om de perspectieven van leerlingen te achterhalen is een aanpak ontwikkeld op basis van twee bestaande methodieken waarin leerlingen actief betrokken worden, te weten Photovoice en de Structured Interview Matrix. Deze aanpak, Triple I genaamd, vormt een methode om adolescenten met elkaar in gesprek te laten gaan aan de hand van vragen en eigen beelden ten aanzien van vier uit de literatuur bekende categorieën aan hulpbronnen die fysieke activiteit beïnvloeden:

  • talenten
  • passies
  • sociale omgeving
  • fysieke omgeving

De met deze methode verzamelde uitingen van studenten zijn in een derde studie thematisch geanalyseerd. Dit resulteerde in twee belangrijke inzichten:

  • Dat leerlingen fysieke activiteiten betekenisvol, aansprekend, contextueel mogelijk en hanteerbaar moeten inschatten voordat ze eraan beginnen
  • Dat ze daarbij zeer verschillende redeneringen hanteren om al dan niet daadwerkelijk deel te nemen.

Dit wijst erop dat het niet actief deelnemen aan fysieke activiteiten geenszins het resultaat van een passieve levenshouding is, maar van een bewust en rationeel proces van afwegingen vanuit het persoonlijk perspectief van de jongere op basis van de realistische mogelijkheden die hij of zij ziet.

In de laatste studie is vervolgens op basis van beleidsdocumenten, interviews en focusgroepen met schoolprofessionals een analyse gemaakt van de mate waarin scholen een stimulerende omgeving bieden waarin jongeren dit handelingsvermogen voor bewegen kunnen ontwikkelen. Uit de resultaten blijkt dat hoewel scholen wel beweegactiviteiten en mogelijkheden daartoe aanbieden, het in schoolcurricula vaak nog ontbreekt aan aandacht voor reflectie op de betekenisvolheid en de transfer van beweegactiviteiten naar andere contexten zoals de buurt, de sportvereniging of de thuissituatie.

De bevindingen leiden tot de conclusie dat om bij hun leerlingen de capability tot een leven lang bewegen te stimuleren scholen in hun pedagogische benadering fundamentele aandacht besteden aan:

  1. Het luisteren naar de perspectieven van leerlingen op beweegactiviteiten en hen in het vormgeven daarvan betrekken;
  2. Het faciliteren dat leerlingen reflecteren op deze beweegervaringen om te ontdekken wat ze betekenisvol maken in relatie tot hun aspiraties;
  3. Het ondersteunen van leerlingen bij het maken van de vertaling van de beweegervaringen op school, naar andere contexten van het dagelijks leven buiten school.

Deze componenten vragen van scholen dat zij actief werken aan een pedagogisch klimaat en een schoolcultuur waarin het handelingsvermogen van de leerling meer centraal komt te staan.