“Ik werd uit mijn comfortzone gehaald en kon mijn grenzen verleggen”

Stefan van Veen is deeltijdstudent van de Master Sport- en Beweeginnovatie en voor zijn opleiding ging hij op zoek naar een innovatie binnen de sport. Hierover volgt verder in de blog meer. Eerst vertelt Stefan wat meer over de keuze voor de Master Sport- en Beweeginnovatie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Waarom heb je voor deze master gekozen?

“Ik heb gekozen voor de master omdat ik nu al een aantal jaar als gymdocent werk en graag een verdieping in mijn kennis wil én om later de mogelijkheid te kunnen hebben om bij een Academie Lichamelijke Opvoeding te werken (Stefan werkt al 16 jaar als gymdocent). De master bij de HAN sluit precies aan bij wat ik wil. Het heeft volledig betrekking op de sport, maar je leert ook veel over dingen waar ik nog nooit iets mee gedaan heb. Daardoor werd ik uit mijn comfortzone gehaald en kan ik mijn grenzen verleggen.”

Hoe ziet de opzet van een project eruit?

“Je komt bij de master binnen met een vraagstuk dat je kan toepassen in je eigen werksituatie. Mijn probleem/vraagstelling was: ‘Hoe kan ik ervoor zorgen dat kinderen meer gaan buitenspelen?’ Dat sloot heel goed aan bij mijn werksituatie als bewegingsdocent, maar ook zeker als buurtsportcoach; ik ben erg gewend om in de wijk buiten school dingen te initiëren. Mijn werkgever was ook enthousiast en gaf mij de ruimte om hiermee aan de slag te gaan. Nadat de hulpvraag duidelijk was begin je met het ondernemen van stappen binnen het innovatietraject, en dat heeft tot iets heel moois geleid.”

Welke wijk was geschikt voor jouw project?

“Het belangrijkste was het draagvlak/de bereidbaarheid binnen de wijk van de buurtbewoners. Het is dus niet bepaald door data en onderzoek, maar waar de bewonersgroep bereid is om een grote rol te vervullen. Wij plaatsen de speeltuin, maar zij moeten dat onderhouden.”

Hoe heb jij de wijk dan gevonden?

“Ik werk in Den Bosch en via de organisatie waar ik werk (S-PORT) hebben we een heel groot netwerk waar we uit kunnen putten. Zo heeft elke wijk een wijkmanager. Dat is de eerste aanspreekpersoon voor burgers die wat willen. Dat zijn er 12 tot 15. Zij zijn de oren en ogen van de wijk. S-PORT werkt samen met de GGD en welzorginstellingen. Hieruit heb ik ook veel informatie kunnen halen.”

Hoe zag jouw voorbereidende proces eruit om tot een pop-up speeltuin te komen?

“Je gaat al veel eerder met de wijkgroep praten om ze te enthousiasmeren. Dat gebeurt een week of acht van tevoren. Daarin vertel ik wat het plan is en wat de doelen zijn. Met beelden probeer ik het idee zo goed mogelijk te schetsen. De bewoners weten veel meer over de wijk dan ik, dus die informatie kan ik heel goed gebruiken. Daarna bespreken we de taken met de buurtbewoners. Er zijn een aantal taken. Ze moeten de speeltuin elke dag openen en sluiten. De bewoners kiezen zelf op welke tijden de speeltuin geopend zal zijn. Drie weken voor de plaatsing is er een laatste vergadering met de bewoners waarin de taken ook concreet verdeeld worden.”

“Ondertussen regel ik alle vergunningen met de gemeente en wordt ervoor gezorgd dat er ruimte is gemaakt om de speeltuin te plaatsen. Als het dan eindelijk zover is komt er een vrachtwagen met een zeecontainer gevuld met alle spullen voor de speeltuin. Het personeel bouwt in anderhalve dag de hele speeltuin op. Vaak komt er een lokale ondernemer die de bouwhekken levert en plaatst voor de veiligheid (meestal gratis). Zoals je merkt gaat of staat deze innovatie met de bereidbaarheid van de buurtbewoners en lokale ondernemers.”

“Bij alle plaatsingen verrichten we ook onderzoek. De data hebben we nodig om te kijken wat het beste aansluit bij de omgeving. Ook kunnen we meten of de sociale cohesie stijgt en of er daadwerkelijk meer wordt buiten gespeeld. En zo kunnen we aantonen aan beleidsmakers en grote bedrijven dat wat we doen ook echt werkt.”

Is dit wat je van je project had verwacht?

“Dit vind ik lastig om te zeggen, want een innovatie is niet iets wat er vanaf het eerste moment is, maar dat ontwikkelt zich gaandeweg. Ik had in het begin niet het idee dat ik een pop-up speeltuin zou beginnen, maar dat is uiteindelijk na veel ideeën wel het eindproduct geworden. Met het definitieve idee van de speeltuin en de uitvoering daarvan ben ik wel heel tevreden!”

“Wat ik heel gaaf vind is dat ik voor de plaatsing van de speeltuin riep dat de kinderen hierdoor meer buiten zouden spelen en dat de sociale cohesie zou groeien. En als je nu naar de data kijkt die we verzameld hebben is dat ook daadwerkelijk gelukt. De doelen die we gesteld hebben zijn behaald en ik hoop dat dit concept breed gedragen gaat worden in ‘buitenspeelland’.”

Hoe nu verder?

“Het kostenplaatje. Na de derde plaatsing in juni hebben we echt scherp wat de kosten zijn van de speeltuinen en dan kunnen we beslissen of het commercieel en maatschappelijk interessant is.”

Welke kant wil je op met deze innovatie?

“Voor mij is het maatschappelijk, maar het moet voor de grote bedrijven ook interessant zijn om de plaatsing te bekostigen.”

Wil je hiermee verder?

“Ik vind het ontzettend leuk om dingen te ontwikkelen en bedenken. Ik weet niet zeker of ik de persoon ben die dit verder moet doorvoeren. Ik draag misschien wel het stokje over. Mijn kwaliteit is om het te bedenken en op poten te zetten en dan over te dragen. De Master Sport- en Beweeginnovatie heeft me in ieder geval geholpen om mijn kwaliteiten te ontdekken. Én om mezelf verder te kunnen ontwikkelen met innovatie in de praktijk.”