Bewegingsonderwijs in het gespecialiseerd onderwijs en praktijkonderwijs

Sinds 2015 volgen we de ontwikkelingen van bewegingsonderwijs en sport in het gespecialiseerd onderwijs en praktijkonderwijs. Na de derde meting, in 2023, maken we de stand van zaken op. Hoe staat het ervoor met de ingeroosterde lestijd, de nieuwe wettelijke verplichting van twee lesuren per week, het tekort aan accommodaties, het aanvullende beweegaanbod en de gevolgen van corona?

Over het onderzoek

In 2015 vond de 0-meting plaats (Lucassen et al., 2016) en in 2019 de 1-meting (Slot-Heijs et al, 2019). In 2023 hebben we de 2-meting uitgevoerd. In de zomer van 2023 hebben 316 schoolleiders in het gespecialiseerd onderwijs en 83 schoolleiders in het praktijkonderwijs daarvoor een online vragenlijst ingevuld. De resultaten hebben we onlangs gepubliceerd (Slot-Heijs & Vrieswijk, 2024).  

De 2 meting geeft enerzijds de stand van zaken voor 2023 weer in het gespecialiseerd onderwijs en het praktijkonderwijs. Het gespecialiseerd onderwijs is een verzamelnaam voor het speciaal basisonderwijs (sbo), speciaal onderwijs (so) en voortgezet speciaal onderwijs (vso). Anderzijds kunnen we de ontwikkelingen over de laatste acht jaar volgen. Wat leren we van deze drie metingen in het gespecialiseerd onderwijs en praktijkonderwijs over een periode van acht jaar.

Ingeroosterde lestijd

Binnen het gespecialiseerd onderwijs zijn schommelingen zichtbaar in de ingeroosterde lestijd tussen 2013 en 2023. Over het algemeen verschilt de ingeroosterde lestijd in het sbo en so nauwelijks tussen 2013 en 2023. Toch zijn er twee opvallende resultaten: Er is een daling van ongeveer 30 minuten zichtbaar in de ingeroosterde lestijd bij groep 1 en 2 in het sbo (van 123 minuten naar 94 minuten per week). Dat is zorgwekkend, omdat op jonge leeftijd de basis gelegd wordt voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden en daarmee voor een leven lang bewegen en sporten (Singh, Veldman & de Jonge, 2023). Onvoldoende motorische vaardigheden ontwikkelen en bewegen vanaf een jonge leeftijd is ook volgens de World Health Organization (WHO) een urgent probleem (WHO, 2022). De ingeroosterde lestijd in het vso is in 2023 in alle leerjaren gemiddeld lager dan in 2013 (88 vs. 113 minuten). In het praktijkonderwijs is er weinig verschil in de ingeroosterde lestijd over de verschillende leerjaren en fases van 2013 tot en met 2023.

Wettelijke verplichting van 90 minuten bewegingsonderwijs

In februari 2020 is een wetsvoorstel aangenomen. Vanaf 2023 moet iedere basisschool minimaal twee lesuren per week bewegingsonderwijs geven voor alle schooljaren. Een bevoegde (vak) leerkracht moet deze uren geven. Deze nieuwe wetgeving geldt ook voor het sbo en het so. In het so ligt het aandeel scholen dat in

2023-2024 niet aan de wettelijke verplichting voldoet een stuk hoger (één derde) dan in het sbo (één vijfde van de scholen). De meest belangrijke redenen daarvoor zijn volgens schoolleiders in het sbo en so nagenoeg hetzelfde: een tekort aan accommodatie en bevoegde leerkrachten. Het is vooral zorgwekkend dat een deel van de schoolleiders aangeeft hieraan niets te kunnen of gaan veranderen. Eén op de tien scholen in het sbo en één op de vijftien scholen in het so voldoet niet aan de wettelijke verplichting én gaat niet zorgen voor verandering om wel de verplichte uren bewegingsonderwijs te geven. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe scholen (en gemeenten) ondersteund kunnen worden om de belemmeringen hiervoor weg te nemen. 

Tekort aan accommodatie

Het tekort aan accommodatie is naast het tekort aan voldoende leerkrachten het belangrijkste knelpunt waardoor scholen niet kunnen voldoen aan de nieuwe verplichting van twee lesuren bewegingsonderwijs. Eerder onderzoek toonde aan dat het primair onderwijs ook moeite heeft al het bewegingsonderwijs te huisvesten (Ruikes et al., 2022) en een tekort ervaart om te voldoen aan de wettelijke verplichting (Slot-Heijs, Vrieswijk & Lucassen, 2021).

Niet alleen schoolleiders, maar ook gemeenten erkennen het tekort aan accommodatie voor bewegingsonderwijs (Vrieswijk & Schadenberg, 2023). Uit dit onderzoek blijkt dat in één derde van de gemeenten onvoldoende binnensportaccommodaties aanwezig zijn om alle lessen bewegingsonderwijs te faciliteren. Deze negatieve trend baart zorgen en roept de vraag op of de bestaande accommodaties volstaan om ook in de toekomst voldoende én goed bewegingsonderwijs en LO te kunnen aanbieden.

Aanvullend sport- en beweegaanbod 

De wensen van de schoolleiders in het gespecialiseerd onderwijs en praktijkonderwijs op het gebied van bewegingsonderwijs/ LO zijn voornamelijk gericht op het opzetten/invullen van het aanvullende sport- en beweegaanbod. Dat is het sport- en beweegaanbod op school buiten de lessen bewegingsonderwijs en LO om. Voorbeelden hiervan zijn pauzesport of het aanvullende lesaanbod na schooltijd (figuur 2). 

Hierbij geven veel schoolleiders ook aan (meer) contact te willen met sportverenigingen en sportaanbieders (figuur 2). Dat is ook vaak gericht op dat éxtra sport- en beweegaanbod. 

Bij de verbetering van het aanvullende sport- en beweegaanbod is mogelijk een rol voor de vakdocent bewegingsonderwijs weggelegd. Deze kan nadenken over de verschillende mogelijkheden voor dit aanvullende sport- en beweegaanbod, bijvoorbeeld in de vorm van beweeginterventies of hulp/inzet van een buurtsportcoach. Hiervoor kan de docent gebruikmaken van een verdiepende scholing, aanvullende (master)opleiding of andere professionaliseringsmogelijkheden.

Ook in het kader van bewegen gedurende de schooldag is verbetering mogelijk, in zowel het praktijkonderwijs als het gespecialiseerd onderwijs. Vooral beweegaanbod in de klas, zoals bewegend leren, bieden scholen nog weinig aan. Bijna drie kwart van de schoolleiders in het praktijkonderwijs geeft aan op dit moment nooit bewegend leren aan te bieden. In het gespecialiseerd onderwijs gebeurt dat vaker.

Scholen kunnen kijken of er mogelijkheden zijn om het beweegaanbod in de klas – of nog breder: bewegen op en rondom school – meer aandacht te geven in het gespecialiseerd en praktijkonderwijs. Hierbij is het vormen van een visie vanuit de school(locatie) cruciaal voor een goede integratie van bewegen gedurende de schooldag. Het vormen van deze visie rondom bewegingsonderwijs (en wellicht ook breder: bewegen op school) is ook één van de veelgenoemde wensen van schoolleiders (figuur 2). 

Gevolgen coronamaatregelen

Gedurende de coronapandemie waren bewegingsonderwijs en LO lange tijd niet mogelijk. De gevolgen hiervan zien de docenten nog altijd terug bij hun leerlingen. Vooral schoolleiders in het praktijkonderwijs (twee derde) ervaren nog negatieve gevolgen van de coronamaatregelen bij leerlingen. Met name op het gebied van sociale interactie, maar ook op het gebied van bewegen. Volgens hen bewegen leerlingen minder, zijn ze minder fit en bewegen ze ook minder goed. Bij het gespecialiseerd onderwijs ervaart ongeveer één derde van  schoolleiders dit.

Conclusie

De aandacht voor en de aanpak van bewegingsonderwijs en sport in het gespecialiseerd en praktijkonderwijs heeft de afgelopen acht jaar op de meeste onderwerpen een positieve ontwikkeling laten zien. Maar op een aantal punten is, zoals je hebt kunnen lezen, aandacht nodig voor verbeteringen. Hoe kan de vakdocent bewegingsonderwijs of docent LO hierin een rol spelen? Deze aandachtspunten liggen zowel binnen het bewegingsonderwijs (zoals lestijd en accommodatie), maar ook daarbuiten (zoals naschools- of aanvullend sporten beweegaanbod).