Online leren en lesgeven: het beste denkwerk

Een handvol collega’s van de HAN onderneemt in oktober 2011 een studiereis naar de conferentie Educause in de VS in Philadelphia. Vorig jaar heb ik –samen met vier HAN-collega’s- de SURF-reis naar Educause  in Anaheim gemaakt. ’The best thinking in higher education IT’was de titel van de Educause conferentie 2010 . Ook was er een bezoek aan de University of California, Los Angeles (UCLA).  Voor de conferentiegangers van nu en voor de HAN-medewerkers heb ik op een rij gezet wat voor mij de opbrengst van de reis in 2010 is geweest.

1 Aanleiding en vraagstelling

De HAN ontwikkelt een nieuw instellingsplan voor 2012-2016. En daarbij hoort een bezinning op de rol van ICT in onderwijs, organisatie en onderzoek. Wie de visie en strategie op dit thema wil vernieuwen, moet zicht hebben op de trends en de (on)mogelijkheden. Een reis naar Educause is een uitstekend middel om hiervoor inspiratie op te doen. ‘Het is in het heden dat je voorbereidt op de toekomst’, zei Diana Oblinger bij de opening van de Educause conferentie in 2010.

In dit essay ga ik in op drie vragen rond Educause 2010:
1. Wat lijken de belangrijkste trends ten aanzien van ICT in het hoger onderwijs voor de HAN? Waarmee kunnen we rekening houden bij de opzet van een visie en een strategie rond de inzet van ICT in onderwijs en onderzoek?
2. Hoe verhouden de ICT-ontwikkelingen bij de HAN, en bij het hoger onderwijs in Nederland in het algemeen, zich tot de ontwikkelingen die we in de VS waarnemen?

Vervolgens levert dit  conclusies en aanbevelingen op. Lees verder over de opbrengsten….

2 Opbrengsten van Educause 2010: strategische thema’s en trends

‘Innovation is born in the gap between inspiration and aspiration’

Deze uitspraak deed Gary Hamel, de beroemde auteur van onder meer The future of management. Hamels presentatie op de Educause conferentie had de titel ‘Reinventing Management for a Networked World.’ Het was een inspirerend verhaal. Hamels boodschap is dat universiteiten te maken hebben met de ondermijnende technologie van het internet en dat zij daarom echt snel zullen moeten veranderen en zelf met die technologie aan de slag moeten, puur om overeind te blijven; dit ondanks het gegeven dat de medewerkers slechts een bepaalde mate van verandering aan kunnen. Universiteiten zullen de verandering moeten zien te bewerkstelligen door ze van onderop te laten komen. Het advies aan de managers was daarom: geef docenten en onderzoekers de nodige experimenteerruimte.

De boodschap van Hamel sloot aan bij wat collega’s van East Carolina University op dit punt te zeg-gen hebben. Daar werkt men met de theorie van Clayton M. Christensen, die in zijn boek The Innovator’s Dilemma uitlegt dat het voor vernieuwers erg moeilijk is om te blijven vernieuwen en om het juiste moment en de juiste wijze innovaties te vermarkten. Ik zal hier in dit verband niet verder over uitweiden. Eén van de lessen is echter dat je moet (blijven) zoeken naar ‘disruptive technologies’, dat zijn die technologieën die ondermijnend werken op de ‘core business’. De kunst is die juist te gebruiken. Een les is ook dat je klanten slechts een bepaalde mate van innovatie aan kunnen. In het onderstaande plaatje zie je hoe dit werkt.

disruptivetechnologies-Christensen

Afbeelding afkomstig uit presentatie van Rick Niswander van ECU

 

Aansluitend daaraan was er ook nog de boodschap van Neil Gershenfeld, directeur van MIT FabLabs en van The Center for Bits and Atoms. Hij sprak over de toekomst van het uitvinden . Gershenfeld laat zien dat innovatieve mensen ruimte nodig hebben en dat zij niet binnen de gebaande baden van het traditionele onderwijs moeten hoeven blijven. Via FabLabs wordt het onderwijs naar de gemeenschap gebracht en krijgen jonge uitvinders die ruimte. Door de FabLab-netwerken geeft men het gedistribueerde leren vorm. Leren buiten de muren van de school, op locaties wereldwijd . Vanuit MIT voegen ze aan FabLabs de ‘campus’ toe: dat zijn lessen die online via video etcetera toegankelijk worden. Inmiddels bestaat er ook al The Fab Academy, waar studenten afstuderen. Gershenfeld liet dus in de praktijk zien waarvoor Hamel waarschuwde: het hoger onderwijs vindt al grotendeels buiten de muren van de HO-instellingen plaats. Doe er wat mee, is het advies dan. Overigens: ook bij de HAN is er een FAB-lab.

Cloud computing

Cloud computing houdt in dat je bepaalde zaken rond ICT in Onderwijs laat gebeuren op het web, dus ergens in de ‘internetwolk’, meestal bij andere leveranciers. ICT-diensten ‘wegzetten’ in de cloud kan aantrekkelijk lijken voor een onderwijsinstelling omdat het mogelijk kosten bespaart. De vraag die in-stellingen hebben is: welke ICT-diensten kan ik in de cloud laten gebeuren en welke kan ik beter op mijn eigen campus houden? Daarbij is onder meer onderscheid nodig tussen de openbare cloud, de private cloud, en tussen die twee in de community cloud en de exclusieve cloud. Daarenboven zijn er verschillende soorten services te onderscheiden in het ‘cloud-gebeuren’.

Verschillende sessies en gesprekken waren gewijd aan vragen rond cloud computing, waaronder die van David Clearly van Gartner. De boodschap is dat de werkelijkheid vaak rooskleuriger lijkt dan je denkt en dat instellingen zich goed moeten verdiepen in de voor- en nadelen voordat zij besluiten nemen op dit vlak. Een succesvol model voor onderwijsinstellingen is een opdeling in drie werkstro-men:
1. het consumeren van cloud services (SAAS)
2. het implementeren van cloud computing omgevingen (als je zelf cloud leverancier voor anderen wilt worden; dat is voor de HAN vooralsnog niet van toepassing)
3. ontwikkelen van cloud-gebaseerde applicaties en oplossingen, voor als je de mix tussen cloud en andere eigen oplossingen nastreeft.
Er werden ook waardevolle adviezen gegeven over welke stappen te zetten bij een instelling in het
besluitvormend proces ten aanzien van cloud computing.

Voorbeeld van een dienst die in de cloud werd gezet door een universiteit is e-mail. Eric Pierce van de University of South Florida vertelde hoe zij de e-mail naar Google Apps hebben gezet. Dit heeft geleid tot redelijk tevreden studenten. Vaak worden dingen naar de cloud gebracht vanwege verwachte besparingen. In dit geval heeft men voor het directe beheer uiteindelijk geen bezuiniging gerealiseerd. Wel voor de hardware en het beheer daarvan.

Mobiel leren

Een onomkeerbare ontwikkeling is het gebruik van mobiele apparaten zoals tablets en smartphones. In de VS zijn er een aantal universiteiten die ons in de toepassing daarvan voor het onderwijs al flink zijn voorgegaan. De University of California, Los Angeles (UCLA) bijvoorbeeld heeft al een aantal apps ten behoeve van haar studenten ontwikkeld en daarmee serveren zij weblectures, ipod-opnamen van docenten, bewegwijzering, roosters en tentamencijfers en dergelijke uit. Rose Rocchia van UCLA liet ons zien hoe men daarmee bezig is bij UCLA en met welk effect. Ze begonnen met een pilot in februari 2010. Studenten willen zaken gemakkelijk toegankelijk hebben via hun mobiele devices. Sinds 2008 werkt UCLA met ipods, ze hebben er inmiddels meer dan 1000, en met ruim 250.000 downloads lijkt dat in een behoefte te voorzien.

Gevolgen moeten wel worden doordacht. Zo lijkt het bijvoorbeeld moeilijk vol te houden om apps uitsluitend aan ingeschreven studenten ter beschikking te stellen. Aan betere interactiviteit (mobiel uploaden) moet nog worden gewerkt, daarin kan MIT helpen, die stelt voorzieningen daarvoor als open source beschikbaar. Op de North Carolina State University (NC) stelt men, zo vertelde David Woodbury, een aantal tools en een aantal services voor bijna alle mobiele devices ter beschikking. Daarbij gebruiken ze dan inderdaad het open source product dat door MIT ter beschikking is gesteld. De leveranciers van elektronische leeromgevingen zijn druk bezig om hun leeromgeving via mobiele devices toegankelijk te maken (zoals Blackboard).

Uit alle verhalen over mobiel leren die ik heb gehoord blijkt dat het gebruik van mobiele middelen in het onderwijs –net als in de rest van ons leven- alleen maar verder door zal dringen en dat ook in Nederland ons hoger onderwijs hiermee echt aan de slag moet. De Blackboardgebruikers hebben het daarbij het makkelijkst. Bij de HAN zou om te beginnen de Scholar- en DPF-omgeving geschikt moeten worden gemaakt voor mobiele devices. Misschien kan het open source product van MIT daarin helpen. Daarbij zou ook de onderwijskundige en didactische meerwaarde van de inzet van mobiele devices in het onderwijsproces moeten worden verkend.

Weblectures, social media en open educational resources

Weblectures
Bij het moderne leren hoort ook het werken met weblectures en podcasts. Dat zijn zaken die inmiddels niet meer weg te denken zijn uit het hoger onderwijs in de VS. Het zojuist gegeven voorbeeld van UCLA laat dat al zien. Ook David Woodburry van North Carolina University (NCU) gaf op dit punt bruikbare adviezen. Men stelt weblectures en podcasts deels als open leermiddel beschikbaar, bij-voorbeeld via iTunesU enYouTube, en deels houdt men het besloten voor docenten en medewerkers van de eigen universiteit. Ervaringen zijn dat studenten er veel gebruik van maken, met name ter voorbereiding van tentamens. Docenten zijn soms bang dat studenten niet meer naar college komen, maar die angst blijkt niet gegrond, zeker niet als je les daadwerkelijk iets toevoegt aan de weblecture. Weblectures worden ook ter voorbereiding van lessen ingezet en dan krijgen docenten vaak beter voorbereide studenten op college. Aanbieden van weblectures en dergelijke is dus nuttig in het kader van de studenttevredenheid, maar ook in het licht van vergroting van studiesucces.

Open educational resources
Weblectures en podcasts die als open educational resources worden geplaatst op het internet voorzien ook in een behoefte en ze kunnen uiteindelijk het effect van meer instroom hebben. Denk aan het verhaal van Gershenfeld, die een FabLab Academy opzet waar studenten komen studeren en afstuderen.

Iets soortgelijks is ook het effect dat wordt nagestreefd door de Universiteit Delft. In Nederland is de Universiteit Delft het verst met het op het web zetten van hun educational resources. Dit trekt mensen over de hele wereld die meer van watermanagement willen weten naar hun website. Behalve Delft zijn andere instellingen zoals de hogeschool Rotterdam, hogeschool Inholland, Saxion hogescholen, hogeschool Leiden, hogeschool van Amsterdam, Erasmusuniversiteit, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Wageningen allemaal bezig met weblectures en podcasting.

Gelukkig is er bij de HAN een videoproject uitgevoerd sinds oktober 2010, waarvoor nu een plan fase II ligt.  Er worden door enthousiaste docenten kennisclips opgenomen; elders op deze blog lees je daar meer over.  Het juiste gebruik van bronnen is één van de aandachtspunten daarin.

Een vraag is in dit verband nog of  HAN-lectures en podcasts als open leermiddelen beschikbaar zouden kunnen worden gesteld. Daarvoor zal zeker een bepaalde vorm van kwaliteitsbewaking moeten worden ingericht; de eisen van iTunesU m.b.t. kwaliteit én kwantiteit zijn ook vrij hoog. Vertegenwoordigers van  TU Delft en Inholland hebben me tijdens Educause goed van informatie voorzien over dit thema.

Social media
In de VS heb ik op Educause een aantal voorbeelden gezien van het gebruik van social media in het onderwijs. Meerwaarde van de inzet van social media is de duidelijke laagdrempeligheid voor gebruikers (studenten). Ook dit is een niet te keren ontwikkeling die we in het onderwijs niet kunnen negeren.

Datamining of learning analytics

In Nederland hoor of zie je er weinig over: datamining ten behoeve van verbetering van studiesucces van studenten. Op de Educause conferentie heb ik een preconference hierover bijgewoond die werd verzorgd door John Fritz van UMBC, dat is de universiteit van Baltimore. Behalve dat John op zijn eigen universiteit bezig is met een dataminingproject kent hij alle literatuur hierover en de overige projecten die op dit punt zijn uitgevoerd in de VS.

Datamining houdt in dat je data verzamelt in de digitale onderwijsapplicaties. In geval van het leren wordt dat dan ‘Learning Analytics’ genoemd. Bijvoorbeeld: je houdt bij hoe vaak een student inlogt, of hoeveel bestanden hij plaatst in zijn digitaal portfolio, of welke informatie hij aanklikt over een bepaalde tijdsperiode. Je kunt die data op verschillende wijzen gebruiken. Bij UMBC maken ze via een tool die ‘check my activity’ heet, voor studenten data zichtbaar met betrekking tot activiteit in Blackboard. In ‘chek my activity’ zien de studenten hun eigen mate van activiteit, en ze zien die vergeleken met die van anonieme andere vergelijkbare studenten. Samen met studieloopbaanbegeleiding kan dit prikkelen tot actiever studeren. Wat namelijk blijkt is dat goede studenten –met studiesucces- veel gebruik maken van de digitale onderwijsapplicaties.

Bij Purdue University hebben ze een signaleringssysteem gebouwd op basis van datamining waarbij de studenten als zij inloggen een stoplicht zien: groen is ‘oké, ga zo door’; oranje: ‘er is weinig activiteit van je gesignaleerd, maak een afspraak met je studieloopbaanbegeleider’, of rood: ‘er lijkt een probleem met je studie te zijn, ga a.u.b. onmiddellijk naar je studieloopbaanbegeleider voor een gesprek’.

In Nederland met experimenten starten lijkt wenselijk, omdat de mate van studiesucces bij ons echt te laag is en er met alle middelen die we kunnen bedenken naar hoger studierendement moet worden gestreefd. Inmiddels heeft SURF hiervoor een SIG Learning Analytics opgericht. Een belangrijk initiatief. Het is geen gemakkelijk onderwerp omdat je bij datamining te maken hebt met allerlei ingewikkelde zaken, niet alleen technisch maar juist ook juridisch en ethisch (welke data verzamel je wel, welke in elk geval niet in verband met privacy en dergelijke). zulke zaken uitwerken kan het beste met meerdere instellingen tegelijkertijd waarbij experts van SURF ook een steentje kunnen bijdragen.
3. Opbrengsten Educause 2010: vergelijking VS en Nederland

‘The future is already here, it is just not very evenly distributed’

Dit motto was van David J. Staley en Dennis A Trinkle, die ingingen op trends waar het hoger onderwijs in de VS rekening mee moet houden. Zij pleitten ervoor om meer aandacht te geven aan werkend lerenden, dus de oudere studenten die zich via informeel en non-formeel leren al een aantal zaken hebben eigen gemaakt, en alumni. Net als Europa verschuift in de VS de studentenpopulatie van jongeren naar ouderen. Momenteel is de meerderheid van de studenten in de VS al ouder dan 25 jaar.

De overgrote meerderheid van studenten in de VS werkt naast de studie. De collegegelden in de VS zijn dan ook torenhoog. Bij UCLA kost een studie tot en met de afronding zo’n 300.000 dollar. Stu-denten redden het zonder baan ernaast dan ook meestal niet. Doordat de kosten van het studeren zo torenhoog zijn, worden de eisen aan de universiteiten ook steeds hoger. Studenten en ouders zoeken naar return on investment en ze willen waar voor hun geld.

Een punt om bij het opzetten van online onderwijs in Nederland op te letten is het verschil in bekostigingswijze van universiteiten/hogescholen in VS en Nederland. In de VS is de rijksbijdrage van universiteiten gebaseerd op een kostenmodel dat rekent naar het aantal inschrijvingen van studenten per afzonderlijke cursus of onderwijseenheid. Dat is dan ook de reden het inschrijvingssysteem voor cursussen en de online cursustoegang zeer goed zijn ingeregeld. In ons land is de rijksbijdrage gebaseerd op jaarlijkse inschrijving en hoeveel cursussen een student in een jaar volgt, is daarbij niet van belang.

Voorzieningen voor alumni blijven in de VS beschikbaar, wat tot hogere kosten voor onder meer opslag en beheer leidt. Verder gebeurt er veel op basis van sponsorgelden, iets wat wij helemaal niet kennen, en verstrekken juist die alumni die carriere gemaakt hebben donaties aan de universiteit waar ze zijn opgeleid.

ICT-inbedding in het hoger onderwijs

In de VS is men over het algemeen wat verder met het uitproberen van de mogelijkheden van ICT in het hoger onderwijs dan in Nederland. Met name geldt dat voor mobiel leren, voor weblectures, vod-casting en podcasting. Over de elektronische leeromgeving hebben ze het niet eens meer omdat die  per definitie wordt gebruikt en omdat een cursus of onderwijseenheid waaraan géén Blackboard of Moodle te pas komt, simpelweg ondenkbaar is.

Toch is Nederland op sommige terreinen de VS wat stappen voor. Zo is in Nederland, en dat geldt ook voor de HAN (wellicht gedwongen door de financiële omstandigheden) al veel meer nagedacht over instellingsbreed gebruik van onderwijsapplicaties dan bijvoorbeeld bij UCLA. Bij UCLA heeft men in het verleden toegestaan dat faculteiten, instituten en zelfs opleidingen allemaal hun eigen elektronische leeromgeving en andere software konden aanschaffen en in gebruik konden nemen. Het resultaat is een onbetaalbaar geheel, dat niet meer te beheren is. En tegelijkertijd klagen de studenten, omdat ze met zoveel verschillende ICT-toepassingen moeten werken, met telkens andere inlogcodes en wachtwoorden. Daarom is men bij UCLA nu bezig met de invoering van instellingsbrede onderwijsapplicaties. Bij de HAN heeft men deze beweging al acht jaar geleden ingezet. Het is goed voor de HAN om aan die lijn vast te houden voor de ICT-basisvoorzieningen, zeker als naar verwachting de kosten van ICT geenszins zullen mogen toenemen. En dan te zoeken naar nuttige toevoegingen in de vorm van vrij beschikbare zaken.

Verder wordt in Nederland vergeleken bij sommige universiteiten in de VS toch meer over de onderwijskundige en didactische kant van ICT-inzet in het onderwijs nagedacht. Zo was er op Educause een presentatie van een universiteit die bij een cursus botanica (biologie) met social media had gewerkt. Doordat men onderwijskundig niets goed had doordacht en met een allegaartje aan social media aan de slag was gegaan zonder heldere afspraken over het hoe en wat, was dit een voor de ICT-ers geslaagd experiment, waarvan de studenten echter aangaven dat ze er niet bijzonder veel van geleerd hadden. Dit kan het effect zijn van een ‘technology driven’ manier van werken. De manier van werken in Nederland (en ook bij de HAN) is meer ‘educational driven’.

Lees verder de conclusies en aanbevelingen…..

4 Conclusies en aanbevelingen van Educause 2010

Op basis van alles wat ik heb gehoord en gezien op deze studiereis Educause 2010 kom ik tot de volgende conclusies en aanbevelingen voor onze hogeschool.

1 Durf te verleggen
In elk geval beveel ik de HAN aan om flinker door te gaan met inzet van webbased ICT-toepassingen en daarbij de blik naar buiten te houden. Stap in de flow van ondermijnende technologie en haak aan bij netwerken die tussen de HAN-populatie en andere mensen buiten de HAN in binnen- en buitenland aanwezig zijn. Dit betekent dat wij ons actief moeten verhouden tot moderne media en wat mensen daarmee doen (o.m. sociale media, mobiele devices). De HAN zal de koers op dit punt moeten durven verleggen. De boodschappen van onder meer Hamel en Gershenfeld toepast op onze situatie zijn op dit punt meer dan duidelijk. De HAN moet voorkomen dat ze zich in het streven naar kostenreductie blijft beperken tot ‘commodity software’ en dat zij daarmee te veel vastroest en te weinig verandert m.b.t. ICT in onderwijs en onderzoek. De HAN zal –puur om te overleven in dit tijdgewricht- moeten proberen te vernieuwen en daarbij tegelijkertijd moeten voorkomen dat ICT-kosten verder oplopen. Bij gelijkblijvend of misschien zelfs verlaagd budget moet niet op innovatie worden bezuinigd, maar moeten besparingen worden gezocht in transparanter en efficiënter werken (bijvoorbeeld m.b.t. beheer).

2 Online onderwijs
Experimenteer met de mogelijkheden van online ondewijs. Maak gebruik van de kennis en ervaring die door anderen is opgedaan en vertaal die naar onze situatie. Onderzoek welke onderdelen van online onderwijs bij de HAN wel en niet werken (gezien het gegeven dat de markt en de context in de VS anders in elkaar zit dan in Nederland).

3 Mobile devices, social media, video
Bouw weblectures en andere digitale videotoepassingen in het onderwijs verder uit om kwaliteit van het onderwijs en studenttevredenheid te verhogen. En doe hetzelfde ten aanzien van mobiel leren, om dezelfde redenen. Verbind voorts social software aan onze HAN-applicaties op basis van dezelfde motieven.

4 OER
Onderzoek de voor- en nadelen van inzet van Open Educational Resources. Welke kosten brengt het met zich mee, welke baten levert het op. Mogelijk besparing van ontwikkeltijd, en mogelijk meer naamsbekendheid en in het kielzog daarvan instroomverhoging. Betrek wel het taalaspect hierin (Engels/Nederlands) en ga kijken wat de Universiteit Delft ermee wint.

5 Learning analytics
Bezie of je in instellingsoverstijgend verband (SURF, collega-hogescholen) experimenten met Learning Analytics zou kunnen opzetten om studiesucces van studenten te bevorderen via tracking en daarop aangepaste studiebegeleiding. Dit lijkt mij te complex om als instelling in je eentje in Nederland aan te werken.

6 Cloud
Onderzoek de mogelijkheden van het verplaatsen van ICT-onderdelen vanuit de instelling naar de cloud om tot kostenbesparingen te komen. In het geval van de HAN zal een scenario van een mix van cloud-oplossingen en in huis-oplossingen het meest denkbaar zijn (vanwege de wettelijke regelgeving en juridische bepalingen in Nederland, zoals de Wet Vestigingsplaats, bewaarplicht van toetsmaterialen, privacy-wetgeving en dergelijke). Onderzoek daarbij grondig in hoeverre cloud-oplossingen daad-werkelijk tot besparingen zullen leiden, en verdiep je in de lessen van Gartner.

7 Haalbare verandering
Tenslotte: de HAN zal m.b.t. ICT naar haalbare verandering moeten streven. Revolutie kun je wel willen, maar houd rekening met wat de medewerkers en de studenten aan kunnen. Zet voldoende in op ondersteuning. Laat daar nou net het team ICT in Onderwijs voor zijn opgericht. Als we ICT verder gaan integreren in onderwijs en onderzoek bij de HAN, dan hoop ik dat de HAN-gemeenschap zich deze uitspraak ter harte neemt: ‘Change always comes bearing gifts’.

Bronnen

A Bronnen direct gelieerd aan de studiereis

Websites
• Website Educause
http://www.educause.edu/E2010
• Website University of California, Los Angeles
http://www.ucla.edu/
• Website itunes van UCLA
https://itunes.ucla.edu/
• Website Office of Instructional Design (OID) van UCLA
www.oid.ucla.edu/
• Wiki Edutrip 2010 Surf
http://wiki.surffoundation.nl/display/edutrip2010/Home (met verslagen van afzonderlijke sessies)

Neil Gershenfeld (3 feb 2009)
Is MIT obsolete? On the future of invention
http://seedmagazine.com/content/article/is_mit_obsolete/

B Andere bronnen

Christensen, Clayton M. (2000)
The Innovator’s Dilemma
Harper Business

Differentiëren in drievoud (2010)
Advies van de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/04/13/advies-van-de-commissie-toekomstbestendig-hoger-onderwi.html

Reacties

  1. […] Online leren en lesgeven: het beste denkwerk […]