Wat is de meerwaarde van de diëtist m.b.t. zoutinname van patiënten met chronisch nierfalen?

het onderzoek van studenten Jools van der Heijden en Lieke Geurts van Kessel gaat over de zoutinname van patiënten met chronisch nierfalen die behandeld worden op de Nierfalen Polikliniek in het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven, waarbij het nog niet nodig is om te dialyseren. Er is al eerder onderzoek gedaan naar de meerwaarde van de gehele Nierfalen Polikliniek. De diëtisten werkzaam op de Nierfalen Polikliniek zagen hiermee een kans om ook hun eigen meerwaarde aan te tonen middels een soortgelijk onderzoek.

Het doel van dit onderzoek is om de meerwaarde van de diëtist te kunnen bewijzen, wat als gevolg heeft dat er geld beschikbaar blijft voor onderzoek en ontwikkeling op de afdeling ‘Diëtetiek’. Om dit doel te bereiken, is de zoutinname van de patiënten in kaart gebracht middels de volgende vragen:

– Welke veranderingen zijn er in de zoutinname bij het vergelijken van de eerste natriumwaarde die bekend is (T0), in de onderzoeksperiode van 2,5 jaar, en de laatste natriumwaarde die bekend is (T5)?
– Hoeveel patiënten houden zich aan de richtlijn van niet meer dan 6,6 gram zout per dag?

Methode

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn verschillende anonieme gegevens, waaronder labwaarden en medicatiegebruik, opgevraagd bij de afdeling Healthcare Intelligence (HCI) van het Catharina Ziekenhuis. De gegevens van 40 patiënten met chronisch nierfalen zijn geïncludeerd in dit onderzoek. De belangrijkste gegevens die zijn meegenomen zijn de natriumconcentratie in de 24-uurs urine en de natriumbevattende medicatie. De natriumconcentratie in de 24-uurs urine is in de onderzoeksperiode van 2,5 jaar op zes momenten gemeten, ongeveer elk half jaar. Er wordt rekening gehouden met natriumbevattende medicatie, bij het bekijken van de natriumconcentratie in de urine. Alle gegevens zijn ingevoerd in het programma SPSS en geanalyseerd middels een gepaarde T-toets en grafieken. Middels de natriumconcentratie in de 24-uurs urine is berekend hoeveel zout de patiënt heeft gegeten.

Conclusie

Na de data-analyse in SPSS is gebleken dat patiënten op meetmoment T0 (eerste meting in de onderzoeksperiode: meting 1) gemiddeld 0,9 gram meer zout eten dan op meetmoment T5 (2,5 jaar na eerste meting in de onderzoeksperiode: meting 6). Hierin is T0 het eerste meetmoment in de onderzoeksperiode en T5 het laatste meetmoment na 2,5 jaar. Dit verschil is met een P-waarde van 0,19 niet significant. Daarnaast is gebleken dat het 25 van de 40 patiënten (62,5%) lukt om zich aan de richtlijn van maximaal 6,6 gram zout per dag te houden.

Download hier het Abstract van Jools en Lieke.