Mijn passie voor passies

Vaak heb ik moeite met mensen die een grote passie in hun leven hebben. Dit betekent niet dat ze vervelend zijn, maar ik ben gewoon heel jaloers. Sommige mensen om me heen zeiden al toen ze kind waren dat ze dokter wilden worden en zijn vervolgens ook echt geneeskunde gaan studeren. Voor mij is dat niet weggelegd. Ik wilde vroeger moeder, brandweerman, kok (maar alleen omdat je dat makkelijk kan spellen) en dierenarts worden. Nu wil ik docent, auteur, regisseur, presentatrice, actrice en taalkundige worden. En misschien nog steeds wel kok, maar alleen omdat je dat makkelijk kan spellen.

Ik ben ook heel jaloers op mensen die hun hele leven dezelfde passie behouden. Dan hoor ik wel eens iemand zeggen: “Muziek is echt mijn passie. Ik zong al toen de agrarische revolutie net begonnen was.’’ Soms denk ik ook dat ik een passie heb, maar dan ben ik er na een week alweer klaar mee. Mijn passie voor sporten komt bijvoorbeeld elk jaar wel een paar weken terug. Dan abonneer ik me weer op de sportschool, ga ik vier keer per week sporten, koop ik eiwitshakes en kwark, realiseer ik me dat ik kwark helemaal niet lekker vind, realiseer ik me dat eiwitshakes niet hetzelfde zijn als milkshakes, realiseer ik me dat ik sporten eigenlijk ook helemaal niet zo leuk vind en daar gaat mijn passie.

Mijn telkens variërende passies hebben ook een voordeel: ik weet over alles wel wat te vertellen, omdat ik mij er ooit in verdiept heb. Mensen met maar één grote passie weten er dan wel veel over te vertellen, maar het houdt al snel op als je gesprekspartner er niet zo geïnteresseerd in is dat jij jezelf hebt gevonden in India en nu een harembroek draagt en drie keer per dag mediteert.

Mensen die praten over hun passie vind ik mooi, maar mensen die praten over wat ze vanavond gaan eten, die zijn pas echt interessant.