Gepast voor de klas door Maud de Waal
(Af)schermen
De kans is groot dat iedere lezer van dit stuk zijn of haar telefoon bij zich draagt. Tegenwoordig kunnen we onze technische snufjes bijna niet meer wegdenken. Bijna de helft van alle jongeren vindt zichzelf telefoonverslaafd. Dat is een groot aantal. Dag en nacht zijn we toegewijd aan ons scherm.
Devices zijn een probleem waar veel docenten tegenaan hikken. Hoe ga je er nou mee om? Wanneer ben je te streng? Het onderwijs groeit mee met de tijd en er wordt steeds meer digitaal gedaan. Zeker in de coronatijd was dit een goede oplossing. We worden nog eens handig met onze schermen. Maar hoe verhoudt zich dit als we kijken naar de voor- en nadelen?
We kijken naar de meningen en ervaringen van Nicki Reubsaet en Sanne Peters Rit. We vergelijken de twee stagescholen van deze twee verschillende studenten. In dit interview kijken we naar hoe deze twee studenten zich tot elkaar verhouden. Welke ervaringen over hun stage delen zij en waar liggen juist de verschillen?
Ervaringen uit de praktijk
Nicki is een eerstejaarsstudent aan de lerarenopleiding Nederlands en doet dit jaar het LeerLab als haar WPL1-stage. Dit in tegenstelling tot de stage van Sanne. Sanne blikt met ons terug op haar WPL1-stage. Zij is nu een tweedejaarsstudent aan de lerarenopleiding Geschiedenis.
Nicki loopt stage op een school met eigentijds onderwijs. Dit wil zeggen dat de leerling zich hier kan ontwikkelen in wat hij of zij zelf wil leren. Op haar stageschool mogen de leerlingen in principe niet zomaar hun telefoon gebruiken. “Ze mogen dit alleen wanneer ze het zelf vragen of wanneer ze iets op hun telefoon moeten doen. De school werkt wel met laptops. Iedere leerling heeft een eigen laptop waarmee ze tijdens hun coach-uren aan het werk kunnen gaan. Via diverse sites die zij hebben kunnen ze de methodes die ze gebruiken vinden en hierop ook de opdrachten maken. De schermen gaan naar beneden wanneer er uitleg wordt gegeven.”
Sanne heeft stagegelopen in het regulier onderwijs. Telefoons mochten niet gebruikt worden in de les. Sanne zegt het volgende hierover: “De leerlingen hoefden hun telefoon niet in te leveren, maar ze moesten wel in de tas. Als de telefoon gezien werd kreeg de leerling een waarschuwing. Bij twee waarschuwingen moest de telefoon ingeleverd worden en kon hij aan het einde van de les weer opgehaald worden.” Haar school gebruikte nauwelijks tot geen elektronica; vaak alleen om verslagen te typen. De enige uitzondering was wanneer een docent aangaf dat hij op de tafel mocht liggen, anders bleef hij in de tas. Sanne geeft aan dat de meesten zich hier ook keurig aan hielden.
Voor- en nadelen
Nicki zegt het volgende over het gebruik van technologie: “Het grote voordeel is dat de leerlingen ook tussendoor aan hun werk kunnen zitten. Ze kunnen zelf plannen wanneer ze iets doen. Hierdoor zijn ze sneller gemotiveerd om mee te doen met de les doordat ze hun laptop kunnen inzetten. Het nadeel ligt daarentegen in de afhankelijkheid van de technologie. Als iets niet werkt komt de hele klas stil te liggen.”
Sanne beweert dat het voordeel van technologie ligt in het makkelijke handelen. “Het is makkelijker typen dan schrijven, en de jongeren weten wat ze doen op een device. Het nadeel ligt daarentegen bij het feit dat leerlingen sneller geneigd zijn om naar iets anders dan opdrachten te kijken. Denk hierbij aan leerlingen die spelletjes spelen of zich op sociale media bevinden.” Ook geeft Sanne aan dat de leerlingen de ‘feeling’ van papieren boeken niet meer meekrijgen.
Uit onderzoek van Malmberg (Gastel-Firet, 2019) blijkt dat er steeds meer gedifferentieerd wordt in het gebruik van devices in de klas. De variatie verschilt per les, maar zeker per school, enorm. De meningen over het werken met digitale leermiddelen liggen ver uiteen. Deze jonge stagiaires zijn echter allebei positief over hoe hun stageschool hiermee omgaat. Zo blijkt maar weer: deze verschillende meningen ontstaan niet altijd door een eventuele generatiekloof.
Verandering
Als Nicki iets aan haar stage mocht veranderen, zou ze ervoor zorgen dat er reserve devices op school aanwezig zijn. Soms vergeten leerlingen hun laptop en dan heb je een back-up. Verder zou ze niets veranderen. Nicki is pro-elektronica.
Sanne zou geen veranderingen invoeren op haar stageschool. Ze vindt het goed geregeld. Ze wil later ook in haar lessen de regel hanteren dat de telefoons niet zichtbaar mogen zijn. Ze hoopt dat papieren boeken blijven en dat de leerlingen daar gewoon nog uit werken. Wanneer de leerlingen aan verslagen werken, kan er een uitzondering gemaakt worden.
De conclusie is dat iedereen zijn of haar eigen visie heeft op het gebruik van digitale leermiddelen en dat deze twee studenten al een duidelijk beeld hebben van wat ze later in hun lessen zouden willen. Zo zal iedere leraar (in opleiding) wel een visie hebben over wat goed is. Heel Nederland zal een mening hebben over wat goed is in het onderwijs, maar het is de truc om zelf te kiezen wat het juiste is en wat werkt. Uiteindelijk was het Arie Slob, onze oude minister van onderwijs, die zei: “Dé manier om kwijt te raken wat we hebben, is vast te houden aan wat we hebben.”