“Iemand niet toelaten in je huis, is niet persoonlijk bedoeld, maar is wel persoonlijk”
Het coronavirus houdt de wereld al maanden in zijn greep en de vooruitzichten totdat alles weer ‘normaal’ is, blijken ook niet positief. Mark Rutte vertelde zelfs in één van zijn persconferenties dat de anderhalvemetersamenleving het nieuwe normaal wordt. Dat houdt in dat iedereen, uitgezonderd families, anderhalve meter afstand van elkaar moeten houden. Maar hoe zit dat dan in studentenhuizen? Is de anderhalve meter afstand daar wel reëel? Zoals ongetwijfeld voor veel studenten geldt, dacht ook Anne Bouwens, studente aan de Technische Universiteit, na over deze vragen. Anne is twintig jaar en studeert Medische Wetenschappen. Sinds november 2019 woont ze op kamers in Eindhoven.
Anne vertelt hoe er in haar studentehuis gereageerd werd toen bekend werd dat de universiteiten dichtgingen: “Ik vond het eigenlijk helemaal niet erg. Ik had al amper les meer, want de tentamens kwamen eraan. Bovendien vind ik thuis studeren heel fijn. Toen waren er ook nog geen verdere beperkingen, dus een dagje vrij was aangenaam.” Haar vijf huisgenoten hadden er ook weinig problemen mee, want die liepen stage of hadden ook tentamens.
Toch begonnen al snel de andere maatregelen te volgen, zoals de regel dat er maar drie personen op bezoek mogen komen en dat er anderhalve meter afstand gehouden moest worden. “Toen hebben we besloten te gaan vergaderen,” zegt Anne. “We maakten een aantal afspraken en besloten al vrij snel dat anderhalve meter afstand in ons studentenhuis onmogelijk is. Daarom hebben we duidelijke afspraken gemaakt over wie er wel en wie er niet welkom is in ons huis. De vriend van een huisgenote neemt corona helemaal niet serieus. We hebben toen collectief besloten dat die vriend niet welkom is in ons huis, omdat we van hem corona zouden kunnen krijgen. Dat is ook gelijk het probleem van het coronavirus: iemand niet toelaten in je huis is niet persoonlijk bedoeld, maar het is wel persoonlijk. Je wilt immers een specifiek persoon niet in je huis hebben, maar dat is niet omdat je diegene niet aardig vindt.”
Lange tijd waren de maatregelen die ze in hun huis genomen hadden niet nodig, omdat bijna iedereen naar zijn ouderlijk huis ging. “Ik bleef in het studentenhuis achter met een huisgenoot. Naar mijn ouders gaan was niet mogelijk, want dan zou ik veel minder bewegingsvrijheid hebben. Mijn moeder heeft net een nieuwe baan en werkt nu thuis in de woonkamer, dus daar heengaan was geen optie.” Na vier weken kwamen de andere huisgenoten weer terug en omdat de maatregelen toen nog verder aangescherpt waren, besloten ze ook in het huis nieuwe regels op te stellen. “De oma van een huisgenoot was zojuist overleden, dus de ernst van het virus was wel tot ons doorgedrongen. We spraken af dat we echt met iedereen afstand moesten houden en dat je minstens twee weken bij je ouders moest blijven als je daarheen zou willen gaan. Alles om de kans op besmetting te verkleinen.” Ook gaat er steeds maar één iemand één keer per week naar de supermarkt. “Zeker in het begin hield niemand zich aan de anderhalve meter afstand in de supermarkt. Ik heb zelfs mijn bijbaantje in de supermarkt opgezegd, omdat ik het daar onveilig vond. Nu vind ik dat er beter afstand gehouden wordt, zeker omdat dat hamstergedrag voorbij is.”
Op het moment van schrijven worden de regels steeds meer versoepeld. Op 1 juni gaan de terrassen en restaurants open. Ik vraag aan Anne wat ze daarvan vindt. “De overheid beslist naar mijn mening te snel. Ze versoepelen, terwijl ze de resultaten van het openen van de basisscholen nog helemaal niet hebben. Mijn huisgenoten en ik blijven daarom wel voorzichtig. Alhoewel, één regel hebben we wel versoepeld: knuffelen met papa en mama mag weer.”