Een zootje onbestemdheid is zo slecht nog niet

Je identiteit is eigenlijk een soort definitie van wie je bent, een blauwdruk. Ik heb het altijd heel indrukwekkend gevonden als mensen een hele duidelijke en uitgesproken identiteit hebben. “Ik ben een milieuactivist”, zo daar kun je mee op een feestje komen. Dat is spannend, dat is interessant. En neem nou de dalai lama, die heeft waarschijnlijk niet zo snel een identiteitscrisis. Ik moet eerlijk zeggen dat ik soms wel een kleine identiteitscrisis heb: ik heb eigenlijk geen flauw idee wie ‘ik’ ben. Ik heb geen bijzondere interesses, ben niet echt activistisch en heb ook geen uitzonderlijke hobby’s. Eigenlijk ben ik gewoon een bijeengeraapt zootje onbestemdheid. Niet dat ik dat vreselijk vind, hoor.

Ik heb wel zo mijn eigenaardigheden: ik kijk bijvoorbeeld graag naar video’s waarin volwassen mensen speelgoed uitpakken. Ja, ik weet het, dat slaat werkelijk nergens op, maar toch vind ik het fijn. Net als dat sommige mensen het fijn vinden om elke dag geconfronteerd te worden met alle ellende van de wereld, vind ik het fijn om kneuterigheid te bekijken. Dierenfilmpjes waarin fluffy hondjes en minibiggetjes een rol spelen, vallen daar ook onder. Ik kan uren achter elkaar naar zulk soort filmpjes kijken. Ik vind het heerlijk! En verder heb ik zo af en toe wel wat feministische trekjes. Mijn vriend kan zich bijvoorbeeld groen en geel aan mij ergeren als ik te pas en te onpas verkondig dat vrouwen achtergesteld worden en dat mannen klootzakken zijn. Maar als ik kijk naar de geschiedenis van Wilhelmina Drucker, één van de eerste Nederlandse feministen, dan kom ik niet eens een beetje in de buurt van een goede feminist.

Een aantal jaar geleden had ik wel een hele duidelijke identiteit, een identiteit die ‘angst’ heette. Ik ging een jaar lang naar de dagbehandeling van een kliniek voor angststoornissen. Ik hoefde niet na te denken over wat ik leuk vond of wat mij interesseerde, ik hoefde alleen maar bang te zijn. Angst was mijn identiteit, en een hele duidelijke. Als mensen een gesprek met mij aanknoopten, ging het over mijn angst. “Hoe is het met je? Gaat het al wat beter?” Ik hoefde nooit over andere dingen te praten dan over angst. Nu, twee en een half jaar later, is mijn identiteit niet meer angst. Mijn angst is een klein onderdeeltje geworden van mijn identiteit: ik ben bang én ik kijk kneuterige dierenfilmpjes. Ik ben bang én soms heb ik wat feministische trekjes. Niks spannends aan. Gewoon een bijeengeraapt zootje. Een beetje saai ook wel. Maar misschien is het wel fijn om een bijeengeraapt zootje identiteit te zijn, dan is er tenminste nog wat ademruimte.