Ingrijpen voor de geboorte
Simone van Kampen, Kim Boersma, Yvonne Heesakkers, Inge Groot Kormelink en Lotte Berends publiceerden het onderstaande artikel in het vakblad ‘Het kind eerst’.
Moniek is zwakbegaafd en zes maanden zwanger van haar tweede dochter. Uit een urinecontrole blijkt dat Moniek drugs gebruikt. Moniek geeft aan dat ze dit de gehele zwangerschap al heeft gedaan. Welke afwegingen moet de hulpverlening maken om het belang van het kind te kunnen waarborgen? Kan en mag de hulpverlening ingrijpen voor de geboorte van het kind?
Verloskundigen, artsen en/of andere hulpverleners kunnen zich melden bij Bureau Jeugdzorg (BJZ) als zij zich zorgen maken om een kind. Zij stellen een onderzoek in waarna – na uitgebreid onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming – de kinderrechter in een zorgelijke situatie een kinderbeschermingsmaatregel kan opleggen. Deze maatregel kan een ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en/of ontheffing van de ouderlijke macht betreffen. Een ondertoezichtstelling (OTS) kan worden opgelegd als ouders de zorg voor hun minderjarige kind niet (meer) aan kunnen en de ontwikkeling van het kind in het geding is. Bureau Jeugdzorg is de instantie die een gezinsvoogd aanwijst die het kind in de gaten moet houden en ervoor moet zorgen dat de situatie van ouders en kind wordt verbeterd. Ouders blijven het gezag hebben – hoewel deze wel beperkt wordt – en zijn samen met de gezinsvoogd verantwoordelijk voor de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van het kind.
Moniek en vader Richard wonen in een crisisopvang wanneer oudste dochter Sanne (5) geboren wordt. Beide ouders zijn zwakbegaafd. Richard heeft een drugverslaving en is bekend bij Justitie. Moniek is een vluchteling uit Angola en is opgegroeid in een pleeggezin. Ook zij is verslaafd aan drugs. Twee jaar geleden werd er door de kinderrechter -na uitgebreid onderzoek – een ondertoezichtstelling uitgesproken over Sanne. Sanne is daarna uithuis geplaatst en terecht gekomen in een netwerkpleeggezin. Moniek is weer zwanger..
Ondertoezichtstelling van het ongeboren kind
In Nederland is het sinds 2008 mogelijk dat de rechter de foetus vanaf de 24e week van de zwangerschap onder toezicht kan stellen. Het gaat veelal om ongeboren kinderen van zwakbegaafde moeders, moeders met psychische en/of psychiatrische problemen of met een verslaving.
Eenmaal geboren is de kans groot dat het kind geestelijk, zedelijk of in zijn/haar gezondheid bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Een ondertoezichtstelling voor de geboorte moet dit tegen gaan.
Nu er een tweede kindje op komst is van Moniek, gaat de gezinsvoogd die betrokken is bij het gezin in verband met Sanne in overleg omdat hij zich zorgen maakt om het ongeboren kind. Hij maakt de situatie bespreekbaar binnen het casusoverleg bij Bureau Jeugdzorg. Er volgt een onderzoek door de Raad van Kinderbescherming wegens het cocaïnegebruik van moeder tijdens de zwangerschap. De zwakbegaafdheid van beide ouders en hun voorgeschiedenis is van invloed op dit besluit. Hierna wordt er een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing uitgesproken door de kinderrechter over het ongeboren kind van Moniek. Toen het tweede kindje van Moniek en Richard ter wereld kwam – ze noemden haar Lisa – werd er een cocaïneverslaving vastgesteld. Hierdoor heeft Lisa een aantal weken moeten afkicken in het ziekenhuis door middel van pijnstillers, die zijn geleidelijk afgebouwd onder toezicht van specialisten.
Botsende belangen van moeder en het ongeboren kind
Het recht op zelfbeschikking legt ethisch gezien veel gewicht in de schaal en is juridisch sterk verankerd. Dit zelfbeschikkingsrecht vloeit voort uit een tweetal belangrijke individuele grondrechten: het recht op beschermen van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 GW) en de onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11 GW). Het is onder bepaalde omstandigheden wel mogelijk om in te breken in dit recht. Wanneer de ondertoezichtstelling niet het gewenste effect heeft en de veiligheid van het kind in het geding is, kan men binnen de hulpverlening voor de vraag komen te staan of een gedwongen opname ter bescherming van het ongeboren kind wenselijk
en/of mogelijk is. De mogelijkheden hiervoor zijn echter zeer beperkt. Men kan enkel onder de wet bijzondere opname psychiatrisch ziekenhuis (BOPZ) bij de rechter een machtiging voor gedwongen opname aanvragen. Er moet wel voldaan worden aan een aantal voorwaarden. Het is noodzakelijk dat de gewenste maatregel het ongeboren kind effectief zal kunnen beschermen tegen een reëel risico of gevaar (vanaf 24 weken zwangerschap mogelijk), dat het ingezette middel proportioneel is en dat er geen minder ingrijpend middel voor handen is en alle voorliggende middelen al ineffectief gebleken zijn. Echter is het directe gevaar er vaak niet, de schade voor het kind is langzaam en gestaag en over een langere periode.
De gezinsvoogd van Sanne en Lisa is Dhr. van Zadelhoff, werkzaam bij Bureau Jeugdzorg. Dhr. van Zadelhoff vindt een ondertoezichtstelling voor de geboorte niet erg helpend voor het kind, omdat je zonder medewerking van moeder niet veel kunt doen. Hij geeft aan dat het heel frustrerend is om geen grip op ouders te hebben: hij zag de buik van Moniek groeien terwijl hij wist dat ze drugs gebruikte. Dhr. Van Zadelhoff vindt het lastig dat de maatschappij in Nederland er niet op is toegerust om het ongeboren kind te beschermen. Het beschikkingsrecht van moeder en de positie van het ongeboren kind speelt hierin een belangrijke rol. Een ondertoezichtstelling voor de geboorte kan volgens hem ook een meerwaarde hebben. De gezinsvoogd heeft in de periode voor de geboorte van het kind de kans om ouders beter te leren kennen. Hij kan zich samen met ouders voorbereiden op de komst van het kind. Ook kijkt de gezinsvoogd wat ouders doen met het advies en de informatie van de gezinsvoogd. Passen zij hun leven aan, of blijft moeder middelen gebruiken en zichzelf verwaarlozen? Moeder wordt daarmee in staat gesteld om te kunnen laten zien dat ze voor zichzelf en daarmee voor het ongeboren kind kan zorgen. Wanneer moeder dit niet doet kan een andere meerwaarde zijn dat de gezinsvoogd alvast een uithuisplaatsing kan regelen, zodat er meteen ingegrepen kan worden bij de geboorte van het kind.
In het geval van Moniek is er geprobeerd om haar via de BOPZ verplicht te laten afkicken van de cocaïne in samenwerking met de Geestelijke
Gezondheidszorg (GGZ). Dit kon niet gerealiseerd worden omdat er nog niet voldoende was geprobeerd in het vrijwillige kader.
Lisa is direct na haar geboorte uithuis geplaatst en woont nu in een pleeggezin.
Dhr. van Zadelhoff geeft aan het jammer te vinden dat het niet gelukt is om moeder verplicht te laten opnemen en afkicken. Hij was er immers vroeg bij. Als dit wel mogelijk was geweest had de toekomst voor zowel Sanne als Lisa er wellicht heel anders uit gezien..
Wat veel mensen niet weten..
De meer sociaal geaccepteerde vormen van middelengebruik, -misbruik en/of verslavingen tijdens de zwangerschap, zoals in het geval van alcohol- en/of nicotine, hebben meer ernstige schadelijke fysiologische en contextuele effecten voor kinderen dan drugsgebruik. Een nicotineverslaving kan ertoe bijdragen dat een vrouw meer kans heeft op een miskraam of prematuriteit. Wanneer een aanstaande moeder alcohol drinkt tijdens de zwangerschap kan het kindje geboren worden met het Foetaal Alcohol Syndroom, ook wel FAS genoemd. Foetaal Alcohol Syndroom kan niet worden genezen en dit heeft het kind dan ook voor het leven.
Matig alcoholgebruik of één avondje alcohol drinken kan al grote schade toebrengen aan de foetus, vooral in het beginstadium van de zwangerschap. Het is zelfs zo dat alcohol van alle verslavende middelen, inclusief harddrugs, de meest neurologische gedragseffecten heeft op de foetus. Mogelijke gevolgen zijn: verhoogde kans op een miskraam, hersenbeschadiging, cognitieve beschadigingen als leerproblemen en een verstandelijke handicap, gedragsafwijkingen als ADHD en een aan autisme verwante stoornis en een slechte motorische coördinatie.
Is de huidige ondertoezichtstelling toereikend?
Onder de huidige wet- en regelgeving is een ondertoezichtstelling voor de geboorte mogelijk vanaf 24 weken zwangerschap, omdat de foetus dan als rechtspersoon wordt beschouwd en beschermd kan worden door de Nederlandse strafwet.
Dhr. van Zadelhoff en collega mevr. Sporken zijn beiden van mening dat de grens van 24 weken voor een ondertoezichtstelling goed is, de grens moet ergens getrokken worden. De moeder kan bijvoorbeeld nog kiezen voor een abortus tot 24 weken van de zwangerschap. Dhr. van Zadelhoff is vindt dat een kind veel meer beschermd zou moeten kunnen worden. Volgens hem zou het makkelijker moeten zijn om een moeder tegen haar zin te laten opnemen wanneer er sprake is van middelenmisbruik. Op dit moment kan dit dus alleen via de BOPZ. In de praktijk gebeurt dit nog weinig.
Mevr. Sporken vindt dat er meer mogelijk zou moeten zijn in het kader van een ondertoezichtstelling. Zij is ook van mening dat, wanneer er sprake is van middelenmisbruik, ouders gedwongen zouden moeten kunnen worden tot afkicken en/of opvang en hulpverlening. Zij zien namelijk dat verslaafde ouders niet in staat zijn om adequate beslissingen te nemen.
Het grootste dilemma waar zij beiden tegenaan lopen is dat zij ouders ergens niet toe kunnen dwingen wanneer het belang van het kind in het geding is. Het enige wat zij kunnen doen in de tussentijd is om de moeder proberen te motiveren tot hulpverlening, de zwangerschap in goede banen proberen te leiden door aan te sturen en eventueel het kind uit huis te plaatsen op het moment dat het geboren wordt.
Conclusie
Het onderwerp ingrijpen voor de geboorte raakt vele ethische dilemma’s. Wanneer is er bijvoorbeeld sprake van prenatale kindermishandeling? En wanneer gaat het belang van het ongeboren kind voor op de rechten van de moeder?
Wanneer een zwangere vrouw geen gebruik maakt van het recht op een abortus en dus wezenlijk kiest voor het moederschap, zijn wij van mening dat ze daarmee de morele plicht aanvaardt om het leven van haar ongeboren kind te beschermen. Wij vinden dat er wettelijk vastgesteld zou moeten worden dat een moeder dan de adequate prenatale zorg in acht zou moeten nemen. Elke ouder heeft in onze ogen de plicht om goed voor zijn of haar kinderen te zorgen, om ze te beschermen en veilig op te laten groeien. Wanneer ouders hier (willens of wetens) niet toe in staat zijn, zou de maatschappij deze verantwoordelijkheid op zich moeten nemen.
Enerzijds zien we de voordelen van het ingrijpen voor de geboorte middels een ondertoezichtstelling. Ten eerste is de gezinsvoogd op deze manier al betrokken bij het ongeboren kind en kan hij werken aan een positieve samenwerkingsrelatie met ouders, om middels informatie en advies de zwangerschap weer in goede banen proberen te leiden. Op deze manier kunnen de schadelijke gevolgen voor het kind (tot een minimum) beperkt worden. Wanneer dit niet afdoende blijkt en er een andere kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is, kan er hiernaast sneller tot een uithuisplaatsing worden overgegaan, zelfs al bij de geboorte van het kind. Op deze manier kan het kind dan nog een veilige hechtingsrelatie ontwikkelen met pleegouders.
Anderzijds zien we ook beperkingen van een ondertoezichtstelling voor de geboorte. De gezinsvoogd kan ouders slechts sturen tijdens de zwangerschap, maar ze nergens toe dwingen. Uit ervaring blijkt dat alleen het sturen van ouders niet het gewenste effect heeft. Vooral wanneer er sprake is van een verslaving, is het lastig om tot ouders door te dringen. Er kan alleen overgegaan worden tot dwang wanneer de wet BOPZ van kracht wordt. In de praktijk blijkt het echter lastig om hier aanspraak op te maken, gezien de vele voorwaarden waaraan voldaan moet worden. In de Wet BOPZ zou volgens ons opgenomen moeten worden dat onder ‘gevaar voor zichzelf en/of de directe omgeving’ ook het gevaar voor het ongeboren kind moet worden verstaan. Zo kan tijdig worden ingegrepen en latere problemen mogelijk worden voorkomen. Hiernaast is een ondertoezichtstelling pas mogelijk als de moeder 24 weken in verwachting is omdat de foetus dan beschermd kan worden door de Nederlandse strafwet. De meeste schade door een verslaving van de moeder is echter al toegebracht aan het kind voor deze 24 weken. De ondertoezichtstelling komt dan ‘als mosterd na de maaltijd’. Wij vragen ons af of de ondertoezichtstelling zoals deze nu is vormgegeven dan nog toereikend is. Binnen het kader van een ondertoezichtstelling voor de geboorte zou het gemakkelijker moeten zijn om meer dwang te kunnen uitoefenen en grip te krijgen op een verslaving van moeder door bijvoorbeeld verplichte urinecontroles uit te kunnen laten voeren.
Er zou een beter samenwerkingsverband moeten komen tussen verloskundigen, gynaecologen, hulpverleners, Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Tevens zou er ons inziens een uniform ontwikkeld protocol moeten komen dat professionals meer kennis en handvaten biedt in het signaleren van, en in de wijze waarop zij dienen te handelen wanneer er sprake is van prenatale kindermishandeling.
Hallo,
Zouden jullie mij a.u.b. de bron van dit artikel kunnen in APA kunnen geven?
Bovenaan is vermeld dat het artikel is gepubliceerd in het vakblad ‘het kind eerst’, waardoor ik daar de bron van nodig heb. Normaal gesproken hoort de bron onderaan vermeld te staan, maar helaas is dit bij jullie niet het geval.
Ik hoor het graag.
Mvg,
Michelle
Dag Michelle,
Helaas weet ik dat niet precies. ‘Het kind eerst’ is een vaktijdschrift uitgegeven door uitgeverij van Gorcum destijds. Men is momenteel bezig, naar horen zeggen, met een digitale uitgave van het blad. Het jaar van publicatie was 2013. Advies: kijk even op de website van de uitgeverij. Men heeft vast een archief. Of anders even bellen met de uitgeverij?
Mvg,
Pia