De meeste mensen deugen

Een blog van Reinier Wiskerke, voltijd student Learning & Development in Organisations

Voor een dik boek is ‘De meeste mensen deugen’ één van de weinige boeken die ik rap heb uitgelezen. Een boek waarvan ik direct dacht: ‘Dit ga ik vaker lezen of zelfs cadeau geven’. Ik ging vaker om mij heen zien hoe de mythe van ‘de mens deugt in grote lijnen niet’ werd gevoed en wat voor effect dat heeft.

Het boek
De meeste mensen deugen gaat eigenlijk over een idee dat al lang wetenschappelijk bekend is, maar vrij weinig terugziet in de samenleving; we neigen van nature naar het goede. Onderzoeken door de geschiedenis heen, waaruit blijkt dat de mens van nature slecht is, worden door Rutger Bregman kritisch benaderd. Bijvoorbeeld in de Tweede Wereldoorlog schoten soldaten van beide kanten vaak expres mis dan raak. In het boek komen veelal bekende verhalen naar voren, maar dan met een nieuwe invalshoek onderbouwd met nieuwe feitenkennis. Het doel van dit boek is om de cynische toon te ontkrachten namelijk, dat de mens van nature slecht is.  

Onderwijs met een coachende rol
Rutger Bregman kaart ook het onderwijssysteem aan in het boek. Dat kinderen of jongvolwassenen weinig verantwoordelijkheid krijgen in scholen. Vaak krijgen ze te horen dat ze juist geen verantwoordelijkheid nemen. Het pad wordt al voor ze bepaald door de docent die een les heeft voorbereid en wordt bepaald welk huiswerk meegegeven wordt. Zelf hebben de leerlingen weinig autonomie in het leren. Rutger Bregman heeft het ook uiteindelijk over het Agora onderwijs. Het concept bestaat uit vrij onderwijs, zonder vakken, zonder toetsing en bestaande uit een persoon met een coachende rol. De leerlingen mogen zelf het curriculum bepalen. Het concept is bedacht door Sjef Drummen die bijvoorbeeld zegt: ‘Leerlingen worden niet slimmer als de leraar voor hen denkt’.
Een voorbeeld wordt gebruikt van een jongen die een laag niveau toegewezen kreeg om naar de middelbare te gaan. De ouders waren het niet met zijn niveau eens en stuurde hem naar een Agora school. Hier kreeg die alle vrijheid, geen vakken en geen toetsing. Door de coach werd de jongen gestimuleerd om te achterhalen waar zijn interesses konden liggen. Het begon bij een fascinatie voor atoombommen en is zich daar in gaan verdiepen met de begeleiding van een coach. De Agora gaf de jongen daar de middelen voor en hij is uiteindelijk een atoomwetenschapper geworden. Mij geeft dit natuurlijk een kick, iemand die zijn eigen doelen haalt puur uit zelfinteresse en bewustwording. Niet omdat het moet.
Het coachen biedt natuurlijk een taal om leerlingen verantwoordelijk te maken voor het leerproces. Zelf heb ik nog wel mijn vragen bij het autonome Agora systeem, maar waar we wel mee kunnen beginnen is het beginnen van iedere docent een coach te maken. Eigenlijk gaan mensen er al van uit dat docenten wel kunnen coachen. Docenten kunnen ontzettend goed begeleiden, maar het coachen blijkt toch een ander vak te zijn. Bij coaching gaat het om de stimulatie van de zelfsturing en bij het begeleiden leid je iemand ergens naar toe. Door bijvoorbeeld te vragen: ‘Hoe ga jij er voor zorgen dat je een voldoende gaat halen voor wiskunde?’. Als dat probleem bij de leerling ligt gaat diegene zoeken naar oplossingen. Door een coachende houding aan te nemen, wordt er ruimte gegeven aan de leerling met zijn probleem.
Zelf lijkt mij dit een prachtige stap in het onderwijs en wil ik graag de coachende rol in het onderwijs verder uitzoeken tijdens mijn opleiding Learning & Development in Organisations. 

Reinier