Praktijkleren
De praktijk is de beste leermeester. Het is bijna ondenkbaar dat je een beroep goed in de vingers krijgt door alleen het volgen van schoolse lessen. ‘Praktijkleren’ is onmisbaar.
Het praktijkleren is essentieel anders dan ‘schools’ leren. In het competentiegerichte onderwijs van de opleiding Pedagogiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is de beroepspraktijk en het ontwikkelen van een beroepsidentiteit bepalend voor het leerplan. Daarmee zeggen we dat theorie en praktijk aan elkaar gekoppeld zijn en samen de basis vormen van de opleiding. Studenten werken aan opdrachten die ontleend zijn aan de praktijk. Zo wordt het leren in de praktijksituatie gestuurd door de input van de praktijk, de diverse beroepstaken en onderbouwd met theorie. De competentieontwikkeling is een doorlopend proces om zo na de studie een goede aansluiting te vinden in het werkveld.
Het onderwijs
Het 1e studiejaar (propedeuse) van de voltijdopleiding Pedagogiek legt de basis voor het kunnen uitvoeren van pedagogische beroepstaken. In dit jaar wordt theorie aangeboden die de student nodig heeft voor het uitvoeren van beroepsopdrachten. Hij oefent de vaardigheden die daarvoor nodig zijn. Verder volgt hij vaardigheidstrainingen, hoor- en werkcolleges en werkt hij veel zelfstandig aan beroepsopdrachten.
In de hoofdfase van de voltijdopleiding Pedagogiek gaat de student zich meer verdiepen. De opleiding stelt dan meer en hogere eisen aan de kwaliteit en diepgang van kennis, vaardigheden en houdingaspecten. Hij bouwt verder aan beroepsbekwaamheid, doordat de student met steeds complexere situaties te maken krijgt. Hij moet dus gemotiveerd zijn en in staat zijn om zelf en met anderen verantwoordelijkheid te nemen.
In de laatste fase van de opleiding Pedagogiek studeert de student af. Onderzoek en innovatie in een praktijkinstelling staan centraal. Bij het succesvol afronden krijgt de student de Bachelor of Social Work.
Vanaf studiejaar 1 is praktijkleren een feit. De omvang van het praktijkleren neemt in de loop der jaren toe, waarbij ook de doelen van het praktijkleren verschuiven. In het eerste jaar richt het praktijkleren zich vooral op een praktijkverkenning en biedt het praktijkleren studenten inzicht in de vraag of het pedagogisch werk voor hen een goede keuze is.
Op niveau 2 komt een zwaarder accent te liggen op de zelfstandigheid waarmee de studenten de beroepstaken uitvoeren en zelfstandig(er) functioneren in de praktijk. Ze werken dan intensiever samen met collega’s en wonen vaker overlegsituaties bij.
Studiejaar 3 en 4 (niveau 3)
In het derde studiejaar vindt de hoofdstage plaats. Studenten leren de beroepstaken uit te voeren op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Studenten kunnen er hierbij voor kiezen om het tweede helft van het praktijkjaar in het buitenland te doorlopen. In het vierde studiejaar voeren studenten in opdracht van een pedagogische organisatie een onder- zoek uit en ontwikkelen ze op grond van dat onderzoek een innovatief product voor de betreffende organisatie. Daarnaast volgen studenten een minor, al dan niet met een stage.
Goede match
Er moet een goede match zijn tussen uw praktijkorganisatie aan de ene kant en de te verwerven (beroeps)competenties aan de andere kant. Binnen de doelstellingen die de opleiding aan een beroepsopdracht stelt, zijn er diverse opties om onze studenten in uw organisatie opdrachten uit te laten voeren. De student stemt met u, vooraf, de details verder af en legt dit schriftelijk vast. Zo hebben u en de student van te voren de juiste verwachting over het praktijkleren gedurende het schooljaar. Van een organisatie verwachten wij een aantal voorwaarden en mogelijkheden. Hierover kunt u per niveau het Meldingsformulier bekijken.
Zie de knoppen N1, N2, N3 voor de benodigde documenten (o.a. handleiding, (advies)beoordelingsformulieren, meldingsformulier) te vinden per niveau.