Mogelijk maken: een verslag van het symposium van het Associate Lectoraat Capabilities in Zorg en Welzijn op 7 november 2019

Op donderdag 7 november 2019 werd vanuit het Associate Lectoraat Capabilities in Zorg en Welzijn een minisymposium georganiseerd over de operationalisering van de Capability benadering voor de beroepen in de zorg en welzijn. Deze benadering biedt een nieuwe kijk op welzijn waarin niet het functioneren van mensen, maar de mogelijkheden die zij daartoe hebben centraal komen te staan. In deze blog een verslag van dit symposium waar ca. 70 deelnemers bij aanwezig waren.

In de openingslezing leidt associate lector Erik Jansen de aanwezigen in de Capability benadering in. Deze benadering sluit aan op langlopende debatten over de vraag wat welzijn is en geeft als belangrijkste antwoord dat welzijn uiteindelijk draait om de vrijheid die iemand heeft om zelf het leven vorm te geven zoals hij of zij dat redelijkerwijs wil kunnen leiden. De precieze invulling van dat leven, mits niet schadelijk voor anderen, en de prioriteiten die iemand daarbij zelf wenst te stellen (vind ik mijn gezondheid het allerbelangrijkst of stel ik mijn contact met vrienden en familie boven alles?) staan echter niet ter discussie. Iemands mogelijkheden worden enerzijds bepaald door de persoon zelf, maar anderzijds ook in sterke mate door een veelheid aan factoren in de omgeving. Om die reden kunnen we spreken van een mens-in-context benadering, waarbij de individuele en de contextuele kanten van welzijn beter worden bediend dan in sommige andere benaderingen zoals bijvoorbeeld Positieve Gezondheid. Omdat de Capability benadering in abstracte termen is geformuleerd is het noodzakelijk een operationaliseringsslag te maken om de capability-benadering in de beroepspraktijken van zorg en welzijn te kunnen toepassen.

Het associate lectoraat Capabilities in Zorg en Welzijn maakt deel uit van het lectoraat Versterken van Sociale Kwaliteit, waarin praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd ten aanzien van de kwaliteit van de sociale omgeving. Het associate lectoraat richt zich op een specifiek aspect van die sociale omgeving, namelijk betekenisvolle materiële artefacten, of met andere woorden: belangrijke dingen om ons heen. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan kunst, technologie maar ook de inrichting van onze fysieke leef- en werkomgeving. Onderzoek aan het associate lectoraat richt zich dan ook op de vraag hoe deze dingen in onze nabijheid effect hebben op het welzijn van individuen door het menselijk handelingsvermogen te vergroten of te verkleinen. Bijvoorbeeld doordat kunstvoorwerpen of technologie een soort verlengde handelingssfeer rond mensen creëren waarbij we via deze objecten anderen kunnen beïnvloeden, of door anderen worden beïnvloed.

Na deze inleiding in het associate lectoraat gaf Mara Yerkes van de Universiteit Utrecht een keynote lezing waarin ze liet zien waarom de Capability-benadering een belangrijk kader is voor het evalueren en vormgeven van sociaal beleid. Kern van haar betoog is dat we vaak geneigd zijn om sociaal beleid te zien als regels en regelsystemen waar individuen maar mee moeten omgaan in het streven naar hun eigen welzijn. Echter, we verliezen dan vaak ook uit het oog dat sociaal beleid juist bedoeld is om een ingreep te doen in het welzijn van mensen, kortom dat het mensen als hulpbron zou moeten dienen in het vorm geven van hun leven. Maar is dat laatste wel altijd het geval? Gelardeerd met vergelijkende voorbeelden uit het beleid ten aanzien kinderopvang in verschillende Europese landen liet Yerkes zien dat de analyse van intenties en bij-effecten van sociaal beleid essentieel zijn om goed te kunnen begrijpen wat dat beleid in het leven van mensen daadwerkelijk te weeg brengt. Zo blijkt kinderopvang in Nederland een arbeidsmarktinstrument te zijn om economische participatie van met name vrouwen te bevorderen, in tegenstelling tot in andere landen waar het beleid zich richt op het welzijn van het kind (childcare). De lezing van Yerkes laat haarfijn zien dat voor een goed begrip van menselijk welzijn het essentieel is om de uitwerking van persoonlijke en contextuele variabelen in de diverse levens van individuen te ontwarren.

Na de pauze konden de deelnemers kiezen voor één van vier workshops. In de workshop over de toepassing van de Capability-benadering in de kunsten nam docent en promovenda Paola de Bruijn (HAN) deelnemers mee in een methodisch geleid reflectiegesprek over de interpretatie van kunstwerken uit de expositie Capabilities in Beeld. Deze expositie is speciaal ter gelegenheid van het symposium door beheerder Karen van Dooren samengesteld aan de hand van werken uit de kunstcollectie van de HAN en zal nog tot het einde van het jaar te zien zijn in de C-vleugel van het HAN-gebouw aan de Kapittelweg. De Bruijn maakt in haar aanpak gebruik van een aantal reflectievragen gebaseerd op de in de kunsteducatie veelgebruikte methode Visual Thinking Strategies, waaraan zij een extra verdiepingslaag toevoegde om de connectie te maken met existentiële en daardoor vaak abstracte levensthema’s.

In de workshop over gezondheid en capabilities gaf Gwendolijn Boonekamp (HAN) een inkijkje in recente resultaten van haar promotieonderzoek op het gebied van de gezondheidsbevordering. Zij combineert de Capability-benadering met de zogeheten Salutogenese benadering waarin niet het ontstaan van ziekte en problematiek, maar het versterken van gezondheid en welbevinden centraal staan. Daarbij draait het om de vraag hoe je een actieve leefstijl onder jongeren kunt bevorderen door hun handelingsvermogen te versterken.

In de workshop van Joos Meesters (HAN) over haar afgeronde promotieonderzoek, ging het om de verbinding tussen (aspecten van) de fysieke leefomgeving in de wijk en het opgroeien van jongeren. Op basis van een bestaand capability-model van Hart dat de rol van kan Meesters de verhalen van jongeren over hun toekomstaspiraties en de levens die zij graag willen leiden duiden vanuit drie pijlers: de fysieke leefomgeving van de jongeren; de ontwikkeling van hun moreel kapitaal; en hun sociale interactie met elkaar en betekenisvolle anderen, veelal volwassenen.

In de laatste workshop onder leiding van Guido Walraven (Inholland), Femke Kaulingfreks (Inholland) en Jeroen Gradener (HvA) werd in groepen een dialoog gevoerd over actuele ontwikkelingen in het sociaal werk om zich weer meer politiserend en sociaal-kritisch op te stellen. Daarbij werd met name de vraag gesteld of de Capability-benadering daarbij een kader kan bieden als integraal fundament waarin individu en context samen komen en tegenwicht geboden kan worden aan de groeiende nadruk op individuele verantwoordelijkheid zelfs in het gezicht van pertinente onrechtvaardigheden. Deze dialoog gaat onder andere een vervolg krijgen bij de jaarlijkse conferentie van de Werkplaatsen Sociaal Domein op 25 november in Utrecht.

De workshops vormden een passend sluitstuk van een geanimeerde maar intensieve bijeenkomst, waarbij duidelijk werd dat er nog het nodige werk verzet moet worden voor we bij de Capability-benadering kunnen spreken van een volwaardige praktijkaanpak. Er kan veilig geconcludeerd worden dat de diversiteit aan toepassingen zoals in het symposium aan de orde gekomen nog maar het tipje van de sluier oplichten van de potentie die de Capability-benadering lijkt te hebben in de beroepen van zorg en welzijn. De belofte staat nog maar in het begin van zijn concrete inlossing.

Reacties

  1. 15 november 2019 door Elsbeth Kamphuis

    Beste mevrouw/mevrouw,
    Nigmaal dank voor inspirende bijeenkomst. Ik kijk uit naar de presentaties die nog gemaild zouden worden. Wanneer kan ik die ongeveer verwachten? Vriendelijke groeten, Elsbeth Kamphuis