Oog voor diversiteit: Laat je medemens ‘stralen’
Dit ben ik
Hoi, ik ben Antje Orgassa, moeder van twee (Mina, bijna 7 en Mattis bijna 4) en getrouwd met Gertjan. We leven in Nijmegen, écht mijn stad. Omdat velen van mijn AMM collega’s het nog niet weten, stel ik me bij deze kort voor: sinds een half jaar werk ik bij de Academie Mens en Maatschappij. Daar ben ik drie dagen per week werkzaam als onderzoeker bij het lectoraat Volwaardig Leven met Autisme(VLmA). Ik werk al ruim 10 jaar bij de HAN, voorheen als hoofddocent bij de Academie Paramedische Studies, opleiding logopedie en als docent-onderzoeker bij het eerder genoemde lectoraat. Ik ben gefascineerd door talen en interculturele communicatie (in de breedste zin van het woord). Als linguïst en voormalig logopedist heb ik me jarenlang intensief bezig gehouden met de wonderen (en vermeende uitdagingen) van meertaligheid en (neuro)diverse taal en communicatie gedurende de levensloop. Taal is een waardevol goed én taal is macht, welke onbedacht of juist met bedachte rade gebruikt nagenoeg altijd leidt tot exclusie op individueel of groepsniveau. In mijn werk bij het lectoraat VLmA heb ik de kans om mee te werken aan vraagstukken die zich bezighouden met inclusieve en betekenisvolle taal, interactie en samenleving in onderwijs en zorgverlening. Mijn werk houdt me scherp: dat ik oog heb voor de ander, het perspectief van een ander en dusdanig in mindere mate vanuit het ik-perspectief (= mezelf) redeneer. Dat je de ander welgemeend laat ervaren: ik zie je, ik hoor je en je mag er zijn zoals je bent. Dat je een medemens in zijn sterkte zet, die persoon laat ‘stralen’. Het is niet eenvoudig om dat teweeg te brengen. Het betekent continu jongleren met perspectieven en factoren van impact in een maatschappij waar de normen en waarden van de meerderheid gelden.
Van dichtbij
Sinds enkele maanden beleef ik dat van dichtbij. Mijn dochter krijgt namelijk minder gelegenheid om te ‘stralen’. Omdat het me momenteel flink bezig houdt, deel ik deze ervaring met jullie. Stel je het volgende voor: …
Je wordt weer uitgenodigd op gesprek met de juf van je dochter, die nu sinds een half jaar in groep 3 zit. Na een korte chitchat met de juf over hoe het nu met je dochter gaat, wordt het volgende gezegd: “Het gaat helaas nog steeds niet zo goed met lezen, schrijven en rekenen. Daar heeft jullie dochter veel moeite mee. Het kwartje is nog niet gevallen. Ze automatiseert niet ondanks het dagelijkse oefenen op school. Ze krijgt ook extra oefenmomenten maar het beklijft niet. Ze leert wel maar het gaat langzaam.”
Dat is een boodschap die wat doet met mij als moeder. Ik ga me zorgen maken, jullie misschien als lezers ook? De eerste gedachten die door mijn hoofd spoken zijn niet vervulde verwachtingen en vragen: de nieuwe bril heeft dus niets opgeleverd – het ligt dus niet aan haar visus; ze hoort niet bij de mainstream of beter (een stille verwachting die ik als linguïst zijnde én met een bijzonder taalbegaafde techneut in huis had gekoesterd). Zal ze wellicht een leerstoornis hebben: legasthenie (= dyslexie) en/of dyscalculie of iets dergelijks? Moet ik haar meteen laten testen? Zou een andere school niet beter voor haar zijn, een school waar ze haar eigen gang mag gaan, haar ontwikkeling de vrije loop mag laten en minder moet voldoen aan de geldende norm?
Uiteraard begrijp ik dat de juf het beste voorheeft met mijn dochter door dagelijks en intensief met haar te oefenen. Hier ben ik dankbaar voor, want ik onderken de noodzaak om te kunnen lezen en rekenen, wil je meedoen in het huidig geldende standaardonderwijs (of de standaard die geldt op de school van mijn dochter).
Minder enthousiast en blij
Tegelijkertijd denk ik aan mijn enthousiast, blij en lachend meisje dat ze is geweest voordat ze begon met groep 3. Weet je, als moeder heb je die ene antenne die voelt als dingen anders lopen. Met ingang van groep 3 sloeg die antenne namelijk al uit. Mijn dochter sliep slechter, ze is nu regelmatig wat stilletjes, in zich verzonken uit school komend, minder ontdekkend als het om schooltaakjes gaat. Thuis lezen wil ze amper. Gelukkig pakt ze wel nog zelf boeken om naar plaatjes te kijken. Ook vertelt ze nu vaak verhalen dat kinderen niet met haar willen spelen, dat ze het moeilijk vindt vriendjes te maken, dat ze het lastig vindt om op mensen af te stappen. Zo vertelt ze: “Alle kindjes in mijn klas kunnen dat behalve ik”. Tevens vindt ze het vaak stil zitten niet fijn, ze wil meer bewegen, spelen, liefst met lego of tekenen, vrije keuze wil ze hebben. Thuis hoor ik haar sinds enkele weken geregeld zeggen “ik ben dom”. Ik ben echt dom”. Dat komt zo ontzettend hard binnen. Dát wil ik niet horen als moeder. Het doet me pijn in mijn hart om te beseffen dat mijn dochter zich bewust lijkt te zijn van dat ze blijkbaar “anders” is dan haar leeftijdsgenoten.
“Veilig leren lezen”
Hoe kan ik haar beschermen en ondersteunen zodat ze erkent dat zij wél een bijzonder en waardevol mens is, als ze toch iedere dag op school met haar tekortkoming wordt geconfronteerd: (begrijpend) lezen, rekenen en schrijven. Dat ze achterloopt op deze vaardigheden zal me momenteel “worst wezen”. Uiteraard blijven we haar in haar ontwikkeling volgen. Wat ik haar vanuit mijn hart toewens is dat ze gelukkig is. Mijn indruk is dat de overgang naar groep 3 voor haar lastig was en is, dat ze nog steeds in deze lastige fase zit, het extra energie en tijd kost met alles wat erbij hoort. Ik wil haar die tijd wel geven maar school kan dat niet want ‘veilig leren lezen en rekenen’ (Bewezen de beste leesmethode, als ik uitgeverij Zwijssen mag geloven) gaat maar door. Hmmm, “veilig” leren lezen – zo voelt het duidelijk niet voor mijn dochter.
Waar ik écht bang voor ben is dat ze nu al een sociaal-emotionele schade oploopt wat wellicht een trauma achterlaat voor het leven. Ik maak me ongerust omdat ze zich ‘anders’ inschat dan haar peers; dat ze zich niet gewaardeerd voelt en blijkbaar niet erkent dat ze een fantastisch mensje is!
Inclusief onderwijs
Dit is mijn verhaal en dat van mijn bijna zevenjarige dochter, dat nu speelt. Het laat zien dat ze mee moet doen met een meerderheid en dat lukt haar niet. Wat zegt mij dat over inclusief onderwijs? Denkend aan al die kwetsbare kinderen met een neurodiverse “stempel” weten we al dat er gerust meer aandacht voor het diverse individuele kind mag zijn in het onderwijs. Gelukkig zijn diversiteit en inclusiviteit in het Nederlandse onderwijsland inmiddels veel besproken thema’s. Kijk maar eens naar deze stukken over kansengelijkheid of universeel ontwerp in de klas en deze praktijkvoorbeelden. Er worden fantastische suggesties gedaan over hoe je middels Universal Principles of Learning het onderwijs gedurende de levensloop écht inclusief vorm kan geven. En dat betekent vooral dat school zich aanpast aan het individuele kind en niet andersom. Dat school verschillen omarmt en ieder kind er gewoon mag zijn ongeacht een anders lopend ontwikkeltraject.
Toch zoeken scholen de oplossing nog vaak in het helpen om de leerling competenter te maken (lees: meer oefenen om dichterbij een norm te komen). Tegelijkertijd worden leerlingen zoals mijn dochter daardoor constant gewezen op hun tekortkoming. Een paradox dus: ze moet zich aanpassen, maar ze blijft toch achter. Daardoor zijn vele pogingen om inclusie te bereiken gedoemd te mislukken, lijkt me.
Structurele omkering
Veel geleerden en praktijkmensen wijzen er terecht op dat echte inclusie enkel door een structurele omkering kan worden bereikt. En, het begint bij jezelf. Benader iedereen gelijkwaardig. Laat de geldende norm varen of stel dominante beelden en verwachtingen ter discussie/dialoog. Dat lost mijn huidige ongerustheid niet helemaal op. Ik ben zoekende naar oplossingen zodat mijn dochter gelukkig is op school en in haar waarde/sterkte wordt gezet, dat ook zij mag ‘stralen’. Wat ga ik nu doen? De juf vertelde ook dat ze wél heel mooi kan schrijven, wel met veel fouten en ze heeft meer tijd nodig dan anderen om haar schrijftaken af te maken. Ik blijf de open dialoog aangaan met school om samen te bespreken wat mogelijk is om mijn dochter meer ruimte te geven om haar te laten ‘stralen’. Laten we bijvoorbeeld het mooie schrijven als uitgangsbasis nemen. Gisteren schreef ze heel mooi in een vriendenboekje dat haar lievelingshobby ‘schrijven’ is. Het zou toch zonde zijn om dat niet positief te gebruiken. Dan maar liever een rondje speedlezen minder.
Oog hebben voor diversiteit dan wel kwetsbaarheid is nuttig in het streven naar een gezonde samenleving. Laat de ‘macht van de zelfsprekendheid’ (= de norm) los en laat het motto van deze week zijn: Geef je medemens dagelijks minimaal één keer de kans om te stralen!
De volgende keer vertel ik iets over de boeiende projecten die we doen bij het lectoraat. Beloofd!