Onverwachts naar huis
Laura, derdejaarsstudente lerarenopleiding wiskunde
Nicaragua, Donderdag, 19 april: Ik moett direct naar huis toe gaan van de docenten. Niet naar de uni, niet naar het winkelcentrum. Er zijn demonstraties gaande en het is niet veilig voor buitenstaanders. Gelukkig ben ik dat ook niet van plan. Ik was me toen nog lang niet bewust van de ernst van de situatie. Over twee weken komt mijn vriend me opzoeken en gaan we lekker rondreizen. Ik kan niet wachten om hem aan alles en iedereen voor te stellen.
Vrijdag, 20 april: Ik zou eigenlijk afspreken met mijn Nederlandse begeleider, maar de demonstraties hebben zich geëscaleerd tot gevechten en schietpartijen. Het is niet aan te raden het huis te verlaten. Ik voel een klein beetje angst opkomen, maar vele bekenden zeggen dat dit wel eens voorkomt. Hoe lang het duren zal? geen idee.
Zaterdag, 21 april: Verlaat het huis onder geen voorwaarde! Angst borrelt zich langzaam op in mij. Supermarkten worden geplunderd, dus ik moet het doen met het voedsel dat ik in huis heb. Ik verlies langzaam mijn eetlust, mede omdat ik me geen raad weet met deze situatie. Wat als ik naar huis moet? De situatie is te onwerkelijk om over na te denken. Ik licht mijn ouders en vriend in over de situatie. De machteloosheid aan beide kanten is pijnlijk, maar het feit dat ik in huis veilig ben maakt alles een beetje beter.
Zondag, 22 april: alles verloopt heel snel nu. Ik krijg een berichtje op mijn telefoon: ‘Je kunt er beter aan gaan denken om terug naar Nederland te gaan’. De afzender is mijn Nederlandse begeleider. Tranen rollen over mijn wangen. Alle plannen die ik nog had, weg. Ik zal niet van iedereen afscheid kunnen nemen, wat nog meer pijn doet. En als kers op de taart kan ik weg, maar moet ik de rest in deze afschuwelijke situatie achterlaten. Na meerdere huilpartijen regel ik ’s avonds het omboeken van mijn ticket. Dit mislukt grandioos door technische moeilijkheden van de organisatie. Slapeloosheid voegt zich toe aan mijn rij van lichamelijke en psychische klachten.
Maandag, 23 april: “Bestel maar gewoon een nieuw ticket” hoor ik aan de andere kant van de telefoonlijn. “wij betalen wel”. Die woorden zijn een ongelofelijke opluchting. Een enkele reis vanuit Nicaragua is 3x zo duur als een retour vanuit Nederland. Ik laat de stichting Salto Adelante 1600 euro betalen voor mijn ticket. Zonder hen was ik misschien wel nooit veilig thuis gekomen. Ik begin met tegenzin mijn koffer in te pakken. Het feit dat ik terug ga voelt zo onwerkelijk.
Dinsdag 24, april: De taxi is er eerder dan mijn begeleider. Ik krijg troostende telefoontjes van mijn ouders en succeswensen voor mijn terugreis van alle docenten, vrienden en familie die op de hoogte zijn van mijn situatie. Als ook mijn begeleider gearriveerd is, maken we eerst een tussenstop op mijn stageschool. De docenten zijn aanwezig, maar de leerlingen niet. Ook van hen kan ik dus geen afscheid nemen. Tranen beginnen weer te vloeien als ik de docenten gedag zeg. Als ik Vaiana, de kat die ik voor 3 maanden heb opgevangen gedag moet zeggen, krijg ik weer een brok in mijn keel. Gelukkig wordt ze hier goed opgevangen. Ik wordt met moeite losgerukt van mijn omhelzing met Orlando (mijn Nicaraguaanse begeleider) als de taxichauffeur ongeduldig wordt. Het is tijd om te gaan. Op het vliegveld helpt mijn begeleider met een aantal zaken en dan moet ik ook van hem afscheid nemen. Blijven treuren deze reis heeft geen zin meer. Ik zet mijn koptelefoon op en luister naar wat opfleurende beats, terwijl ik nog maar één ding kan doen: verheugen op mijn terugkomst!
Hoi,
Apart hoor om zoiets van zo dichtbij mee te (moeten) maken. Helaas is het nog steeds onrustig: ik ben blij dat je al lang weerthuis bent. Heb je nog contact met je vrienden en kennissen ter plaatse?
Tot gauw,
Kees-Jan