Ja, toch?

10442943_10204483631035958_6743822259764184136_n

Marike Baltussen, derdejaarsstudente lerarenopleiding Nederlands

‘Zet je tas eens op tafel! Zonde van alle kennis die erin zit..’. Het kan zijn dat dit wordt gezegd wanneer iemand op een Surinaamse school zijn tas op de grond heeft staan. Uit bijgeloof en misschien ook wel een beetje uit gemakzucht (bukken hoeft dan namelijk niet meer) is deze ‘regel’ ontstaan. De kinderen hebben in de klas hun rugzak allemaal aan de rugsteun van hun stoel hangen en de docenten zetten hun tassen op hun bureau.

Grappig, want in Nederland wordt het juist als iets onrustigs en misschien wel als iets vies gezien als mensen hun tas op tafel zetten. Elke Nederlandse docent is de les waarschijnlijk weleens begonnen met: ‘Tassen van tafel, jongens!’.

In het begin waren dit soort kleine pragmatische en talige verschillen met Nederland even wennen. Een gemiddelde Surinamer spreekt over het algemeen langzaam en met een accent. Een ‘w’ klinkt zoals het Engelse ‘why’ en hierdoor vergt het op sommige momenten enig concentratievermogen om goed te verstaan wat er gezegd wordt. Andersom geldt precies hetzelfde, want in vergelijking met Surinamers praten wij Nederlanders heel erg snel. Ik heb al geleerd dat ik voor de klas mijn tempo laag moet houden en verder niet te moeilijke woorden moet gebruiken om hetgeen wat ik wil zeggen helder over te laten komen op de kinderen.

Wat verder ook opvalt, is dat bijna elke Surinamer een aantal vaste stopwoordjes heeft. ‘Ja, toch’ kan hier na elke zin worden geplaatst en is ook meteen een bevestigend antwoord op alle mogelijke vragen. We horen hem heel vaak dus! ‘Heb je ook zo’n zin in het weekend?’ ‘Ja, toch!’. Verder komt achter veel zinnen het woordje ‘hoor’. Het zou waarschijnlijk betweterig overkomen wanneer een niet-Surinamer dat veel zou zeggen, maar bij de Surinamers zelf vind ik het niet vervelend klinken, het heeft juist iets vriendelijks. ‘Je mag in deze rij komen staan, hoor.’ ‘Doe maar rustig aan, hoor.’

Een leerkracht in Suriname wordt verder aangesproken met zijn achternaam. Het is respectloos om docenten bij hun voornaam te noemen. Zelfs de collega’s op school noemen elkaar bij hun familienaam. Zelf vind ik het wat afstandelijk voelen, vooral wanneer ik m’n begeleidster met ‘mevrouw’ aanspreek. Toch heeft het aan de andere kant ook wel zijn charme en creëert het een gemoedelijke en respectvolle sfeer.

Tijdens het observeren van mijn begeleidsters, valt mij tot slot op dat ze zelden individuele leerlingen aanspreken op hun gedrag, maar dat ze vaak de klas in zijn geheel benoemen. Als ze willen dat de leerlingen luisteren, roepen ze: ‘Klas!!’. En als ze een mededeling hebben gaat het op dezelfde manier: ‘Klas, ik ga iets belangrijks vertellen.’. Het blijkt dat de hele groep wordt aangesproken wanneer een klein groepje leerlingen niet oplet of juist wanneer een paar leerlingen een goed antwoord geeft. Het feit dat leerlingen elkaar regelmatig wijzen op hun gedrag, is hier misschien wel een gevolg van. Als het onrustig is, is het heel normaal dat een leerling heel hard ‘sssssst!!’ door de klas sist om zijn klasgenoten te waarschuwen. Heerlijk! Misschien dus ook een handig trucje voor in Nederland?

blog leraarworden