Indianen, invasies en de WIC
Robin Nijsen, derdejaars student, lerarenopleiding geschiedenis
Voor de mensen die aan Curaçao denken zal meteen een beeld van lange, witte stranden, een blauwe zee en tropische temperaturen opkomen. Echter er schuilt veel meer achter dit mooie eiland en dan met name hoofdstad Willemstad. Vandaar dat mijn keus snel gemaakt was toen ik voor de minor Onderwijs in Internationaal Perspectief een land uit moest kiezen waar ik enkele maanden les mocht gaan geven.
Nadat ik in 2013 al een keer Bonaire had bezocht, was ik meteen verkocht. Hier was echt het paradijs zoals je dat op de foto’s in reisbureaus kon zien. Het was daarom ook dat ik met een licht verdrietig gevoel dit paradijs weer achter moest laten. Toen ik de kans kreeg om dit jaar weer naar de Antillen te vertrekken, maar dan voor een langere periode, wist ik meteen wat ik wilde. Nee, niet terug naar Bonaire want dat had ik al gezien maar nu naar een ander eiland en een andere stad, namelijk de oude hoofdstad van de Nederlandse Antillen. Toen ik daar in januari 2016 aankwam, was er een wereld van verschil vergeleken met Bonaire. Het was er veel drukker, veel massaler en er was veel meer te doen. Maar na een aantal weken in Willemstad gewoond te hebben, begon ik mij wel eens af te vragen wat de geschiedenis eigenlijk is van deze stad met bijna 140.000 inwoners. Vandaar dat ik samen met Niels, een studiegenoot die ook naar Curaçao is gegaan, op onderzoek ben gegaan.
Curaçao werd ontdekt in 1499 door de Spaanse veroveraar Alonso de Ojeda die bij aankomst een paar Caquetio Indianen tegenkwam. Met deze Indianen wilde hij weinig te maken hebben, er was namelijk maar één doel … goud vinden. Helaas voor Alonso was er niks op het eiland behalve cactussen, bomen en indianen. Niet voor niets was hij snel uitgekeken op het eiland en bestempelde het als een ‘isla inutil’, oftewel een ‘nutteloos eiland’. Hij nam genoegen met de indianen als slaaf en vertrok naar het zuidelijke vaste land. Wel bleven een aantal Spanjaarden achter om toch te proberen een bestaan op te bouwen als boer, helaas was dit voor sommige Spanjaarden een mislukt avontuur en veel van hen stierven aan hongersnood. Het eilandje leek wel vervloekt aangezien het er erg warm was en er niks groeide. Voor de enkele Spanjaard die toch wist te overleven op het eiland was het een zwaar en ongelukkig leven.
Zo kabbelde het Spaanse leventje door, totdat in 1634 een van de grootste aartsvijanden van de Spanjaarden aankwamen. De Nederlandse schepen van de WIC hadden namelijk hun zinnen gezet op het eiland en de dertig Spanjaarden die nog op het eiland waren, konden daar weinige tegenstand tegen bieden. Eenmaal aan land sloten de Nederlanders een deal met de Spanjaarden, zij mochten het eiland hebben als ze de Spanjaarden en de overgebleven indiaanse slaven maar bij de Venezolaanse kust af zouden zetten, en zo geschiedde. Na een korte ‘ferrytour’ was de WIC de nieuwe baas op het eiland. Maar wat moest de WIC met dit vulkanische ‘isla inutil’? Eigenlijk was dat heel simpel, Curaçao werd een uitvalsbasis vanwaar de kapers van de WIC uit konden trekken om Spaanse schepen te beroven van hun rijkdommen. De Nederlanders vestigden zich bij een diepe baai die goed te verdedigen was en bouwden daar het beroemde Fort Amsterdam. Curaçao had nu eindelijk een functie gekregen.
Na wat moeilijke opstartproblemen groeide Curaçao uit tot de hoofdbasis van de Nederlandse kaapvaart in de Caribbean en door de tijd heen groeide het dorp om Fort Amsterdam uit tot een kleine stad. Maar deze groei werd pas echt ‘booming’ toen men erachter kwam dat de baai waar het fort tegenaan gebouwd stond erg diep werd en dat de haven die men er gebouwd had verder naar achter gebouwd kon worden, het Schottegat in. Als er iets was dat de Nederlanders goed konden was het wel het bouwen van havens en het handelen. Het duurde daarom niet lang of het dorpje dat eerst aan de monding van de baai en het Schottegat stond, was om de hele baai gegroeid. Waarbij Fort Amsterdam nog wel het belangrijkst bleef en daar mochten dus alleen de rijken wonen. Het volk en de havenarbeiders moesten maar aan de andere kant van de baai gaan wonen en deze wijk heet daarom nog steeds Otrabanda, vrij vertaalt ‘de overkant’. Spanje kreeg wat meer moeite met de eerdere deal die het gemaakt had en probeerde het welvarende eilandje terug te veroveren. Helaas waren de Nederlanders goed voorbereid op aanvallen en ze bleven tot de negentiende eeuw de baas op het eiland. Na enkele invasiepogingen van de Spanjaarden was duidelijk dat de Nederlanders niet meer van het eiland af gingen en werd er nagedacht om het stadje op het eiland een naam te geven.
De beslissing was toen al snel gemaakt: de stad zou vernoemd worden naar Willem van Oranje. Maar welke Willem van Oranje wisten ze niet, ondertussen was namelijk stadhouder Willem III al aan de macht maar die was net vertrokken naar Engeland … een beslissing die niet elke Nederlander kon waarderen. Vandaar dat de naam Willemstad aan de ene kant logisch leek, maar aan de andere kant ook weer niet. Men had eigenlijk ook geen goed alternatief waardoor besloten werd om Willemstad aan te houden. Kortom de hele naam is een beetje in nevelen gehuld. Maar wat men wel weet, is dat de handel via deze haven aardig wat geld opleverde en wat kan het een nuchtere Hollander dan schelen hoe die haven heet, men was er immers om geld te verdienen. Lange tijd bleef Willemstad een belangrijke speler in de Atlantische Driehoekshandel en een van de welvarendste steden in de Caribbean, totdat het in de negentiende eeuw bijna afzonk naar een faillissement. In 1791 ging namelijk de WIC failliet en zakte het eiland weg van handelseiland naar landbouweiland. Er werd gehoopt op een wonder dat het eiland er weer bovenop moest helpen en dat kwam er… Maar dat lezen jullie in de blog van mijn gewaardeerde huisgenoot, Niels Reessink.
Wat mij opviel toen ik dit onderzoekje deed, was dat dit eiland een bijzondere geschiedenis kent die nauw verbonden is met Nederland. Veel van dit verleden zie je nog terug in de architectuur, de musea maar ook de handelsgeest die er nog steeds is. Voor wie denkt dat je hier alleen maar op het strand kan liggen, vergis je niet want het is een paradijs voor elke geschiedenisstudent en daarom ook zeker een aanrader!
Hallo Robin,
Leuk stukje met interessante achtergrondinfo! Het geeft ook goed weer wat je geleerd en opgestoken hebt!
Groetjes,
Kees-Jan