Het hondenfluitje

Dirk Meekes, derdejaarsstudent lerarenopleiding Engels

Lief dagboek,

Vorige week verliet ik de drukte van de grote stad en was het tijd om kennis te maken met mijn gastgezin, dat in een klein, rustig dorpje in het gebergte bij Pokhara woont.

’s Ochtends vroeg stap ik vol goede moed met mijn spullen in een taxi (lees: een krakkemikkige Peugot 207 met een zelfgemaakt bordje ‘taxi’ op het dak) en de tocht begint. We beginnen te rijden en langzaam begint de drukke Nepalese stad plaats te maken voor een rustige weg die als een spaghetti sliert door de bergen slingert. Na een klein uurtje toeteren/rijden komen we aan bij een klein dorpje. De taxi rijdt niet verder en vanaf hier moet ik nog zo’n 20 minuten de berg afdalen om bij mijn dorpje te komen. Omdat het lekker weer was, had ik mijn goedkope namaak ‘Havana’ slippers aangedaan. Dit was ietwat optimistisch, omdat het toch aardig tegen valt om met een zware backpack en een tas vol spullen een stijl bergpadje af te dalen op slippers van €3,-.

Serachour, het dorpje waar mijn gastgezin woont, heeft een slordige 120 inwoners. Zoals dat zo gaat met kleine dorpjes kent iedereen elkaar en zien de mensen weinig nieuwe gezichten. Wanneer er ’s ochtends dus plotseling een bezweette, hijgende, roodharige reus met benen zo wit als een A4’tje de berg af komt lopen, dan valt dit wel op. Ik loop Serachour binnen. Mensen zitten voor hun huis in de zon te chillen en groeten me vriendelijk. Ik groet ze terug en loop over een klein padje het dorpje in. Ik sla de hoek om en kom aan bij het huis van mijn gastgezin. Een kleine, jonge Nepalese man staat me met een grote glimlach op te wachten. “NAMASTÉ DRIEK!”, zegt hij. Ik loop naar hem toe en hij stelt zichzelf voor als Yubi, de vader van mijn gastgezin en tevens de directeur van mijn stageschool. Ik word voorgesteld aan Bharatti, zijn vrouw, Yuniba, zijn dochter van 3 en een huilende baby genaamd Buba. Ik zet mijn tassen neer en krijg direct thee aangeboden. Terwijl ik de kokendhete, mierzoete thee naar binnen probeer te werken krijg ik een heel vragenvuur te verduren van mijn gastgezin, dat natuurlijk enorm benieuwd naar me is. Na een paar minuten besluit Bharatti me een Nepalese naam te geven, omdat ‘Driek’ toch wel erg lastig uit te spreken is. Ik word omgedoopt tot ‘Deepak’. (Mijn voorkeur ging eigenlijk meer uit naar de naam ‘2Pac’, maar die was blijkbaar al bezet…) Er wordt me nog even uitgelegd dat ik nu echt onderdeel ben van het gezin en dat ik ook aangesproken kan worden met ‘broer’, ‘zoon’, of ‘oom’. Dat gaat lekker makkelijk hier. Na 10 minuutjes praten bedenk ik me dat ik wat cadeautjes voor het gastgezin heb meegenomen en besluit ik deze aan ze te geven. Als ik me omdraai zie ik dat de dochter het pak met koekjes in mijn tas gevonden heeft en al druk bezig is deze op te eten. Ik pak mijn tas en geef de moeder een pak luiers voor de baby, het dochtertje krijgt een kleurboek en voor de ouders heb ik wat stroopwafels en drop meegenomen. Je moet tenslotte toch je Nederlandse cultuur een beetje aanprijzen bij die mensen hier.

Het is inmiddels al bijna 10 uur, en dat betekent dat de school begint. Ik loop met Yubi en Bharatti mee langs allerlei kleine huisjes en plots staan we op de rand van de berg. Vanaf hier heb je een prachtig uitzicht over de hele vallei en de omliggende dorpjes. Langs de berg loopt een steile trap naar beneden richting het schoolgebouw. Ik heb wat last van mijn hoogtevrees en omdat ik bang ben om te vallen loop ik heel voorzichtig naar beneden. Ondertussen word ik ingehaald door een stoet aan glimlachende Nepalese kinderen die me vriendelijk groeten terwijl ze keihard de steile trap afrennen. Waaghalzen.

Wanneer ik aankom zie ik een boel gezichten mijn kant opdraaien. De kinderen stoten elkaar aan, wijzen giechelend naar me en groeten me vriendelijk als ik voorbijloop. Yubi pakt een plastic tuinstoel voor me en kiest een mooie plek voor me uit in de zon waar ik kan zitten. Als ik zit begint er plots  een leerling ritmisch op een trommel te staan en alle leerlingen beginnen strak in rechte rijen te marcheren. De trommel neemt een ander tempo aan en de kinderen beginnen ochtendgymnastiek te doen, dat vervolgens wordt afgesloten door het zingen van het Nepalese volkslied. Ik moet een beetje lachen om de militaire trekjes van de school en bedenk me dat ik dit de Nederlandse pubers nog niet zo snel zie doen. Na het zingen van het volkslied luidt de bel. Dit is het teken dat de lessen beginnen en de kinderen rennen de klas in. Het geluid van de schoolbel doet me denken aan een hondenfluitje. Hondenfluitjes geven een geluid af dat zo hoog is dat het alleen hoorbaar is voor honden, en dus niet voor mensen. Hetzelfde lijkt te gelden voor de schoolbel, aangezien de kinderen gillend naar binnen rennen en de docenten onbeweeglijk buiten in de zon blijven zitten praten. Twintig minuten later, als het eerste lesuur al half voorbij is, besluit de eerste docent dat het toch maar eens tijd wordt om te kijken waar al dat gegil vandaan komt en loopt richting het klaslokaal. De rest zucht diep en loopt ook maar eens naar de klas. Ik denk dat ik wel kan wennen aan het Nepalese onderwijssysteem…

De rest van de dag loop ik mee met de docenten en maak ik kennis met de Nepalese manier van lesgeven. Het meeste indrukwekkende vond ’s middags plaats. Terwijl ik met een docent sta te praten in een leeg lokaal, wordt er plotseling een leerling aan zijn oor naar binnen gesleept door een woedende docent. De docent foetert het kind uit, waarbij het kind een paar keer aan zijn haar getrokken wordt en een paar klappen krijgt. De andere docenten die dit zien reageren hier lauw op. ’s Avonds bij het eten vraag ik Yubi, die niets wist van het incident, of op zijn school de docenten leerlingen mogen slaan. Hij geeft netjes het sociaal wenselijke antwoord dat dat ouderwets is en niet meer wordt geaccepteerd. Na een beetje doorvragen geeft hij uiteindelijk toe dat kinderen nog wel geslagen worden. “Maar”, zegt hij trots, “daar hebben we natuurlijk wel regels voor! Je mag kinderen niet op het hoofd slaan, alleen op het lichaam. En vroeger mochten docenten een stok gebruiken om te slaan, maar dat doen we nu ook niet meer.”, zegt hij glimlachend. Ik besef me plotseling dat ik heel blij ben dat ik vroeger geen Nepalese docenten had en neem nog een slok van mijn kokendhete, mierzoete thee.

Reacties

  1. 15 september 2017 door Kees-Jan

    Leuke blog! Interessant om 1 dag uit het leven van een Nederlandse student in Nepal te volgen. Het geeft een prima beeld…
    Groetjes,
    Kees-Jan