Column pedagogische tact

maart 2017

Vanmiddag ga ik voor een tussentijds beoordelingsgesprek naar een stageschool.

Daar aangekomen stommelen de kinderen de klas uit. De mentor moet nog een brandje blussen met een aantal meiden uit de klas en de stagiaire rommelt wat aan terwijl ik op zoek ga in het lokaal naar een geschikte plek om te zitten. Terwijl ik rondkijk zie ik twee jongens achterin de klas.

Een jongen zit voorover gebogen en ik hoor gesnik. Ik loop er naar toe en zeg: “Och jongens toch.” De jongen die erbij zit reageert door te zeggen dat het zijn broertje is die moet huilen. Och jee, wat een verdriet. Ik kijk om me heen. Eerlijk gezegd omdat ik niet zo goed weet wat ik moet doen. Op hetzelfde moment komt de stagiair Robin er aan. Hij gaat naast de huilende jongen zitten. Hij zegt iets en biedt hem de halve stroopwafel aan die hij nog in zijn hand heeft. Terwijl de jongen door snikt zegt Robin: “Haal maar even diep adem en neem lekker even een hap van deze koek want je hebt de hele dag nog niets gegeten of gedronken.” De moeder en de juf komen binnen en de huilende jongen gaat de klas uit terwijl zijn broertje achter hem aan hobbelt.

Robin benoemt: “Ja, het is heel erg die ouders gaan scheiden en die jongen vindt dat heel moeilijk en hij zit al de hele dag te huilen. We praten er even over en Robin zegt: Ja en ik begrijp hem zo goed want mijn ouders gingen ook een jaar geleden scheiden.

Ik zie zijn geraaktheid en benoem dat hij dus eigenlijk heel goed begrijpt wat die jongen voelt en nu doormaakt. De mentor komt er bij en het gesprek krijgt een andere wending. Op het eind van het gesprek kom ik nog even terug op de situatie die ik zag: Ik vraag; Wat ging er eigenlijk door je heen toen je die jongen zo zag zitten?

Ja, ik begrijp hem zo goed, maar hij weet niet dat ik weet dat zijn ouders gaan scheiden en daarom gaf ik hem maar een stroopwafel.

Aan zijn gezicht kan ik aflezen dat hij het meent en mijn hart klopt even wat sneller.

Wat een kanjer!