Eng

Fleur is derdejaars student Pabo Arnhem

Vandaag was een doodnormale maandag, hoewel, voor mij niet echt. ’s Ochtends heb ik bloed laten prikken (echt, wat vond ik dat vreselijk!). Ik kwam aan in het ziekenhuis en er stond een vreselijke wachtrij bij de balie waar ik moest zijn. Neeeee, dacht ik. Maar het ging uiteindelijk best snel. Ik werd geholpen en moest een formulier laten zien. Daarna kon ik (weer) gaan wachten op de prik.

Er was niet eens genoeg ruimte voor alle wachtenden. Het duurde steeds langer en langer voordat ik aan de beurt was. Wat doe je dan in die tijd?! Whatsappen, facebooken en twitteren natuurlijk. Maar, je raadt het al misschien, er was geen intrnetverbinding. Dus dan ga je maar voor je uitstaren en je bedenken hoe erg het kan zijn om zo’n naald in je arm te hebben. En vooral kijken naar de gezichten van de mensen die al geweest waren. Ze keken helemaal niet geschrokken. Hallo? Was het dan niet eng om een naald in je arm te hebben?

Na een halfuur hoorde ik mijn naam. En daar ging ik, met veel tegenzin en angst voor die naald.  Een gordijntje ging open en ik moest op de stoel gaan zitten. Een stoel speciaal ontwikkeld voor mensen die bloed laten prikken. Met zo’n armleuning waar je je arm op legt, zodat de arts er goed bij kan. En daar kwam die mega naald… Ik keek bewust naar rechts, zodat ik mijn linkerarm niet kon zien.

In het begin even een prikje. Later dacht ik dat de naald eruit was en keek ik maar weer. NEE, hij zat er nog in! Angstig vroeg ik hoe lang het nog duurde. ‘’Ik moet nog één buisje,’’ lachte ze. Ze moesten gewoon iets van 4 buisjes bloed hebben! Een minuut lang zat die naald in mijn arm. Maar zo gaat dat dus als je bloed prikt.. Eerste en laatste keer (hoop ik).

Een ding weet ik zeker: ik word geen arts. Hoewel ik in mijn vorige blog toch wel naar voren kwam dat mijn interesses erg breed zijn bij het kiezen van een minor. Maar naalden en bloed, wordt hem sowieso niet.