B1-niveau in rechterlijke uitspraken?
Vorige week pleitte D66-Kamerlid Groothuizen ervoor dat rechterlijke uitspraken worden geschreven op taalniveau B1, zodat meer mensen de uitspraken kunnen begrijpen. Amber Oomen-Delhaye (Neerlandica / docent-onderzoeker Lectoraat HAN HBO-Rechten) en Esther de Boer (kinderrechter Rechtbank Gelderland) reageren op zijn voorstel.

Amber Oomen-Delhaye

Esther de Boer
Verbazing
Met verbazing namen wij kennis van de plannen van Tweede Kamerlid Maarten Groothuizen van D66, waarover deze week in verschillende media werd bericht (o.a. Volkskrant 19/11; NOS 20/11). Kort gezegd stelt Groothuizen voor dat rechters ernaar moeten streven hun vonnissen voortaan op zogenaamd B1-niveau te schrijven. 80% van de bevolking zou teksten op dit niveau moeiteloos kunnen begrijpen.
Laten wij vooropstellen dat wij alle initiatieven toejuichen die erop zijn gericht de rechtspraak toegankelijker te maken. Heldere uitspraken, met zo min mogelijk onnodig ingewikkelde woorden, helpen daarbij. Het is van wezenlijk belang voor de acceptatie van rechterlijke beslissingen als mensen kunnen volgen wat er in een vonnis of beschikking staat. Dat komt het vertrouwen in de rechtspraak als geheel ten goede. Toch hebben wij moeite met de plannen van Groothuizen.
Niet nieuw
Ten eerste is de rechtspraak zich al jaren bewust van de noodzaak tot toegankelijke rechtspraak en ontplooit ze al even zoveel jaren initiatieven hiertoe. Sinds 2015 bestaat binnen de Raad voor de Rechtspraak een Werkgroep Begrijpelijkheid die handvatten opstelt voor helderder taalgebruik, zowel tijdens de zitting als op schrift. In 2017 is de jaarlijkse Klare Taalbokaal in het leven geroepen, voor de duidelijkste uitspraak van een rechtbank of hof. Rechter Joyce Lie (twitterend onder de naam ‘Judge Joyce’) maakt zich hard voor deze ‘klare taal-beweging’. En zij is niet de enige. Landelijk pakken steeds meer rechters de handschoen op. Onlangs koos een rechter van de rechtbank Noord-Nederland ervoor zich, in duidelijke taal, te richten tot het betrokken kind in een netelige echtscheidingskwestie (link). Daarnaast is klare taal inmiddels vast onderdeel van cursussen voor nieuwkomers en onderwerp van workshops. Dat de urgentie wordt gevoeld bij de professionals, is dus helder. En dat geldt niet alleen voor rechters en juridisch medewerkers, maar ook voor de communicatieafdelingen van de rechtbanken en gerechtshoven.
Het is een voortschrijdend proces dat aanpassing vergt. En dus tijd kost.
Het is een voortschrijdend proces dat aanpassing vergt. En dus tijd kost. Wat denkt de politiek in dit proces te kunnen of moeten bijdragen? De rechtspraak is immers een onafhankelijke staatsmacht. Rechters zijn, op basis van de wet, gehouden hun beslissingen, en de gronden waarop die rusten, zo goed mogelijk te motiveren. Het dient het vertrouwen in de rechtspraak als ervan wordt uitgegaan dat rechters dit doen naar eer en geweten. Wij vragen ons af of en in hoeverre Groothuizen bij zijn motie oog heeft voor deze ‘scheiding van de machten’.
Europees Referentiekader (ERK)
Ten tweede vragen wij ons af of Groothuizen wel gedegen research heeft verricht, voordat hij zijn alles-op-B1-niveau-konijn uit de hoge hoed toverde. Het is ergens wel begrijpelijk. De taalniveau-terminologie (A1, A2, B1, B2, C1 en C2) heeft een stevige voet aan de grond gekregen in Nederland. Te pas, maar vaak te onpas, worden deze termen gebruikt door allerlei commerciële taalbureaus. Waarom te onpas? Omdat niemand buiten de taalwetenschap om weet, of lijkt te weten, dat deze taalniveaus zijn ontwikkeld om de verschillende niveaus van taalvaardigheid van de niet-moedertaalspreker in een moderne vreemde Europese taal te duiden. De officiële naam ervan is ‘Common European Framework of Reference’ (CEFR), in het Nederlands vertaald met Europees Referentiekader (ERK). Het dient als hulpmiddel voor bijvoorbeeld docenten moderne vreemde talen.
Probleem met taalniveaus
Wat is nu het probleem met deze taalniveaus? Allereerst is er geen enkele wetenschappelijke onderbouwing voor hoe de taalniveaus samenhangen met tekstkenmerken ‘die passen bij lezers met een bepaald niveau van leesvaardigheid’ (Kraf, Lentz & Pander Maat, 2011). Met andere woorden: uit deze taalniveaus is niet af te leiden hoe een begrijpelijke tekst eruit zou moeten zien. Er is ook geen wetenschappelijke onderbouwing voor de percentages waar commerciële taalbureaus mee schermen. Waar zijn al die tabellen op gebaseerd, waarin staat dat 80% van de bevolking teksten op B1-niveau begrijpt en slechts 15% teksten op C1-niveau? Het ontbreken van enige wetenschappelijke basis zou minimaal een gezonde achterdocht moeten opwekken. Net zoals een commercieel leesbaarheidsinstrument als Texamen dat, zoals blijkt uit onderzoek uit 2008, het kinderboek Pinkeltje als C1-niveau aanmerkt.
Het ontbreken van enige wetenschappelijke basis zou minimaal een gezonde achterdocht moeten opwekken.
In de tweede plaats zijn taaladviezen die voortkomen uit dit taalniveaubouwwerk te kort door de bocht. Met name het mantra ‘schrijf korte en eenvoudige zinnen’ is problematisch. Uit onderzoek blijkt dat korte zinnen soms juist onbegrijpelijker zijn dan de langere variant, wegens het ontbreken van verbindingswoorden (woordjes als dus, daarom, en, omdat).
Daarnaast komen problemen met het begrijpen van teksten voornamelijk voort uit het verschil tussen de vooronderstelde en feitelijke voorkennis van de lezer door de schrijver. Ook is de informatiestructuur van de tekst van grotere invloed op de begrijpelijkheid dan bijvoorbeeld korte zinnen. Het is dus veel zinniger om je als schrijver daarop te richten.
Bijkomend probleem is dat we bij rechterlijke uitspraken niet te maken hebben overheidscommunicatie tussen overheid en burger, maar met de beslissing van een rechtsprekende rechter. Wat dus te doen met de eis van tekstlengte bij een tekst op B1-niveau? Zo’n tekst zou niet langer mogen zijn dan anderhalf A4’tje. Een onhaalbare kaart. En het huiverig vermijden van jargon, ook zo’n fijn taaladvies, is soms juridisch gezien onwenselijk of zelfs onhoudbaar. Uit (internationaal) onderzoek blijkt zelfs dat het in juridische teksten beter is om jargon toe te lichten in plaats van te vermijden of te vervangen, zoals in overheidscommunicatie misschien wel handig is.
En het huiverig vermijden van jargon, ook zo’n fijn taaladvies, is soms juridisch gezien onwenselijk of zelfs onhoudbaar.
Nieuwe campagne
Gelukkig staren de initiatiefnemers van de onlangs van start gegane campagne voor heldere overheidscommunicatie (www.directduidelijk.nl) zich niet blind op de taalniveaus. Zij komen vooral met zinnige taaladviezen, specifiek toepasbaar op overheidscommunicatie. Laten we dat meenemen naar de rechtspraak en laat kamerlid Groothuizen, of anders minister Dekker, eerst eens goed onderzoek doen naar welke taaladviezen écht relevant zijn voor de rechtspraak. En laat hem daarná pas spreken met de rechters om te horen wat hun zienswijze is.
Het is altijd goed met elkaar van gedachten te wisselen over verbeterpunten. Maar dan wel op goede gronden en met inachtneming van elkaars rol.
Dat dat maar duidelijk is.
Amber Oomen-Delhaye (Neerlandica / docent-onderzoeker Lectoraat HBO-Rechten HAN) en Esther de Boer (kinderrechter Rechtbank Gelderland). Esther de Boer schreef deze bijdrage op persoonlijke titel.
Het Lectoraat HBO-Rechten doet momenteel onderzoek naar taalgebruik in rechterlijke uitspraken. Klik hier