Onderzoek: burgerparticpatie gemeente Grave

De afgelopen maanden heeft student Daan Ernst in opdracht van werkorganisatie CGM, en begeleid vanuit het lectoraat, onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om burgerparticipatie in de gemeente Grave te verbeteren en versterken van burgerparticipatie naar de behoeftes van de gemeente Grave. In juni 2019 heeft hij zijn onderzoek afgerond. Hieronder is hoofdstuk 2 opgenomen, waarin Daan uitlegt wat burgerparticipatie is en welke vormen (gradaties) van burgerparticipatie er zijn. Ons streven is om in de nabije toekomst meer uit zijn onderzoeksverslag te publiceren.

Hoofdstuk 2: Wat is burgerparticipatie?

 

In dit hoofdstuk wordt behandeld wat burgerparticipatie precies inhoudt en waarom burgerparticipatie belangrijk is binnen een gemeente.

 

2.1 Inleiding

Al sinds de jaren zeventig wordt er gesproken over een stijgend verlangen naar burgerparticipatie. De stagnerende werking van de verzorgingsstaat leidt ertoe dat er behoefte is aan een hervorming van de samenleving.[1] Er ontstond een stijgende wens onder de burgers om invloed uit te kunnen oefenen op overheidsbeleid buiten de stemgerechtigdheid om. Een goed voorbeeld hiervan is het milieubeleid. Groepen burgers waren niet tevreden over het gevoerde beleid van de Nederlandse overheid. Er ontstonden milieuorganisaties om direct invloed uit te kunnen oefenen op het beleid van de Nederlandse overheid.[2] De fundering voor de participatiesamenleving was gelegd.

 

Sinds de jaren tachtig en negentig heeft er een grote toename van decentralisatie plaatsgevonden. Vanuit de assertiever wordende burger was er een verlangen naar een beter passend, regionaal beleid. De delegatie door de nationale overheid die volgde heeft ervoor gezorgd dat de decentrale overheid tegenwoordig een wettelijke verplichting heeft om burgers te informeren over het gevoerde of nog te voeren beleid.[3]

 

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu sprak in de jaren negentig en het begin van deze eeuw van een interactief beleid: “Dit is een vorm van beleid waarbij door middel van diverse communicatiemethoden en ondersteuning van het proces een pluriforme groep stakeholders betrokken wordt bij beleid om overeenstemming te bereiken binnen een project.”.[4] Met andere woorden is er sprake van beleid dat door middel van onderhandelingen of door de overheid verschafte gelegenheden tot inspraak samen met verschillende betrokken partijen/burgers is ontwikkeld. Er werd al gesproken van een samenwerkende overheid.

 

De laatste tien jaar vindt er een verandering plaats binnen het begrip burgerparticipatie. Het gaat niet meer slechts om invloed op het beleid door burger. Er wordt steeds meer gesproken over de zelfredzame burger. [5] We zien ook in Nederland al dat er delen van het gemeentebudget gereserveerd worden voor burgerinitiatief.[6] Later in dit hoofdstuk wordt ook het burgerinitiatief verder besproken.

 

Op dit moment zitten we nog in de verandering van verzorgingsstaat naar participatiestaat. Veel gemeenten hebben reeds een eigen invulling gegeven aan burgerparticipatie. Steeds meer participatiebeleidstukken ‘duiken op’ bij Nederlandse gemeenten. Dit hoofdstuk gaat in op wat deze veranderingen inhouden en wat het belang van de veranderingen is.

 

2.2 Wat is burgerparticipatie?

 

In deze paragraaf wordt het verschil tussen burgerparticipatie en de inspraakverplichting, die op grond van de huidige wetgeving de basis vormt voor invloed door burgers op het beleid, beschreven. Daarnaast wordt de definitie van burgerparticipatie besproken.

 

2.2.1 Inspraak en burgerparticipatie

 

Burgerparticipatie in de zin van dit onderzoek moet niet verward worden met de inspraakbevoegdheid die wij op dit moment kennen uit het huidige Omgevingsrecht. De inspraakbevoegdheid betreft namelijk de inspraak na een ontwerpbesluit. Deze inspraak heeft zoals eerder bleek een wettelijke basis (artikel 1.3.1 jo. 2.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening). Gemeenten zijn dan ook gehouden om de zaken die burgers via deze inspraak inbrengen mee te wegen. Bij afwijking van inbreng van de burger dient op grond van de Algemene wet bestuursrecht goed gemotiveerd te worden waarom er wordt afgeweken. Burgerparticipatie bij de verkenning voor  nieuw beleid of een project (alvorens er sprake is van een ontwerpbesluit) is niet wettelijk verplicht, maar gaat wel verplicht worden door de Omgevingswet. Deze vorm van participatie wordt gedefinieerd als burgerparticipatie in de zin van dit onderzoek. Er wordt op dit moment vaak wel gelegenheid voor burgerparticipatie gegeven, maar de gemeente kan vervolgens niet gehouden worden de inbreng van de burger daadwerkelijk mee te nemen in het beleid. De gemeente kan gewoon nog zijn eigen plan trekken zonder een deugdelijke motivering verschuldigd te zijn aan de burger.[7] De nationale overheid gaat daar door middel van de  hiervoor besproken Omgevingswet voor zover op dit moment bekend is zelf geen veranderingen in brengen. Dit is een van de redenen waarom de gemeente Grave het belang ervan inziet om een duidelijk participatiebeleid op te stellen. Dit is ook de reden dat er geen wettelijke invulling is voor participatie. Iedere gemeente moet een eigen invulling kunnen geven aan de participatiebevoegdheid van haar burgers.[8]

 

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt tevens dat er in de huidige situatie geen rechten ontleend kunnen worden aan een eventuele door de gemeente verschafte mogelijkheid tot participatie bij de verkenning.[9] De bestuursrechter toetst tot op heden nog aan de wettelijke voorbereidingsprocedure.[10] Dit houdt in dat er getoetst wordt vanaf het moment dat er een ontwerpbesluit bekend is gemaakt. Burgerparticipatie bij de verkenning naar nieuw beleid of een project valt hier niet onder. Het moment waarop burgers de mogelijkheid hebben tot participatie alvorens de bekendmaking van een ontwerpbesluit wordt buiten beschouwing gelaten.[11]

 

Een duidelijke definitie van burgerparticipatie is moeilijk te geven, omdat daar veel onenigheid over is. De meesten kunnen zich vinden in de opmerking van James L Creighton dat de definitie van burgerparticipatie in ieder geval de volgende elementen moet bevatten:

–        interactie tussen de organisatie die het besluit neemt en de participerende burgers;

–        Een georganiseerd proces om burgers te betrekken;

–        De participerende burgers hebben een bepaalde invloed op het te nemen besluit;

–        Het heeft in ieder geval betrekking op een bestuursrechtelijk besluit.[12]

 

Wel moet er, zoals eerder gebleken, nog geen sprake zijn van een ontwerpbesluit. De wettelijke inspraakbevoegdheid is weliswaar ook een vorm van burgerparticipatie, maar op deze inspraakbevoegdheid wordt in dit onderzoek niet verder ingegaan. Bovendien is het niet altijd nodig dat de gemeente de burger betrekt bij de beleidsvorming. De burger kan ook op eigen initiatief participeren. De gemeente kan dan een faciliterende rol aannemen. Met andere woorden ondersteunt de gemeente dan het initiatief van de burger. In paragraaf 2.2.2. worden de verschillende vormen van participatie in kaart gebracht. Hieruit gaat blijken dat niet alleen de rol van de burger belangrijk is bij burgerparticipatie. De rol van de gemeente is bij burgerparticipatie misschien nog wel belangrijker. De gemeente is tot slot van rekening het orgaan dat de burger de ruimte voor participatie moet gaan geven.

 

2.2.2 Vormen van burgerparticipatie

 

De Nationale Ombudsman heeft in de participatiewijzer laten blijken dat een goede participatie moet bestaan uit in ieder geval een constructieve houding van de gemeente en adequate en actieve informatievoorziening tijdens het proces van beleid vormen of het realiseren van een project.[13] Het is dus van groot belang dat de gemeente ook daadwerkelijk geïnteresseerd is in wat de burger inbrengt tijdens bijvoorbeeld een overleg.[14] Tot slot is het volgens de Nationale Ombudsman van groot belang dat er alvorens het proces duidelijk is welke vorm van participatie toegepast wordt tijdens het proces.[15] Welke vorm van burgerparticipatie precies bij welk specifiek proces past kan vervolgens door middel van de ‘participatieladder’ overwogen worden. Deze ‘participatieladder’ wordt in deze paragraaf besproken.

 

Zoals uit paragraaf 2.2.1. gebleken is, kunnen burgers en gemeenten bij burgerparticipatie verschillende rollen in gaan nemen. Hiervoor is een zogenaamde ‘participatieladder’ ontwikkeld door Arnstein.[16] (figuur 1)

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1: De participatieladder van Arnstein.

 

Hieronder worden de verschillende treden van de ‘participatieladder’ behandeld. Hiervoor is de herziene participatieladder van Edelenbos en Monnikhof (figuur 2) gebruikt aangezien in de participatieladder van Arnstein nog vormen van ‘non participation’ staan opgenomen.[17]

 

 

 

 

 

Figuur 2: De participatieladder van Edelenbos en Monnikhof.

 

–        Informeren[18]: de gemeente behoudt hier haar open autoritaire stijl[19] door helemaal zelf het beleid te bepalen. Het voeren van het beleid doet de gemeente helemaal zelfstandig. De gemeente informeert de burgers of de betreffende doelgroep over het verloop van het proces. Er is hier dus geen sprake van burgerparticipatie, want de burgers hebben geen invloed op / levert geen bijdrage aan het proces.[20]

 

–        Raadplegen[21]: de gemeente komt met een plan van aanpak met een agenda. Het college van burgermeester en wethouders raadpleegt de burgers die willen participeren. De betreffende burgers kunnen hun mening geven over het plan van aanpak van de gemeente. De gemeente moet aantoonbaar rekening hebben gehouden met de inbreng van de burgers, maar is niet gebonden aan de inbreng van de burger. Er mag dus van de reacties uit de burgerparticipatie worden afgeweken. De gemeenteraad vervult hierin de taak van procesbewaker[22]. Zij zorgen voor een goed en soepel verloop van het proces. Er kan geconcludeerd worden dat er bij raadplegen al in kleine mate sprake is van burgerparticipatie.[23]

 

–        Adviseren[24]: bij adviseren is er al echt sprake van een motivatieplicht tegenover de participerende burgers. Het college van burgermeester en wethouders komt weer met een plan van aanpak met een agenda. In dit plan van aanpak dient voldoende ruimte voor inbreng van de participerende burgers te zijn opgenomen. De participerende burger kan aan de hand van het plan van aanpak de pijnpunten aandragen en ook de eventuele oplossing formuleren. De gemeenteraad gaat hierover in discussie met de participerende burgers. De gemeente kan slechts gemotiveerd afwijken van de inbreng van de participerende burgers. Hierbij is van belang dat de gemeente gehoudenheid betracht bij toezeggingen doen tijdens de gesprekken/discussies met de participerende burgers.[25]

 

–        Coproduceren[26]: wat bij coproduceren gelijk opvalt, is het feit dat de gemeente uit zijn autoritaire stijl stapt en meer een delegerende stijl aanneemt.[27] De gemeente ontwikkelt nu samen met de participerende burgers een plan van aanpak met een agenda. De participerende burgers worden meer een partner van het college van burgermeester en wethouders. Het college van burgermeester en wethouders is dan ook gehouden de inbreng van de participerende burgers zwaar mee te wegen in de besluitvoering en is afwijking van die inbreng slechts door middel van een goede motivatie mogelijk. De gemeente en de participerende burgers lopen nu samen tegen problemen aan en komen ook samen met een oplossing.[28]

 

–        Meebeslissen[29]: het college van burgermeester en wethouders moet bij deze participatievorm echt loslaten. De gemeente heeft hier een samenwerkende stijl met het uitgangspunt van gelijkwaardigheid.[30] De gemeente stelt kaders waarbinnen de burgers van de gemeente zelf beslissingen mogen nemen. [31] De gemeente kan tijdens het proces van meebeslissen advies geven aan de participerende burgers. Wanneer de participerende burgers een besluit genomen hebben, dient de gemeente dit besluit over te nemen. Resultaten uit de burgerparticipatievorm meebeslissen hebben dus bindende werking.[32]

 

–        Zelf organiseren/zelfbeheer: van origine geen officiële trede van de ‘participatieladder’ van Edelenbos en Monnikhof.[33] Echter, veel gemeenten spreken al over zelf organiseren en Arnstein sprak in zijn participatieladder ook al over ‘citizen control’.[34] Het gaat bij deze burgerparticipatievorm om compleet loslaten door het college van burgermeester en wethouders. De gemeenten kan kaders stellen waarbinnen deze vorm van participatie mogelijk is. Wanneer deze kaders gesteld zijn dan is de burger vrij om op eigen initiatief een plan te ontwikkelen en deze uit te voeren. Het college van burgermeester en wethouders is nauwelijks meer betrokken bij het proces. Wel kan het college van burgermeester en wethouders nog een faciliterende rol hebben. [35] Bij een faciliterende rol moet gedacht worden aan het te hulp schieten met geld, tijd, deskundigheid of hulpmiddelen.[36]

 

Burgerparticipatie draait dus om het voeren van een interactief beleid. Dat houdt in: “een wijze van beleid voeren waarbij een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burger, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of de evaluatie van beleid te komen”.[37] De hiervoor beschreven participatieladder geeft de verschillende niveaus van interactief beleid aan en is tevens een maatstaaf voor de mate van interactief beleid dat binnen een gemeente wordt toegepast.[38]

 

Het Sociaal Cultureel Planbureau spreekt terecht over twee vormen van burgerparticipatie. Informeren, raadplegen, adviseren en coproduceren vallen onder beleids-beïnvloedende burgerparticipatie.[39] De participerende burgers vormen hier samen met de gemeente het beleid. De mate van invloed die de participerende burgers hierin hebben, is afhankelijk van de vorm van burgerparticipatie die de gemeente toepast op het betreffende geval. Daarnaast is er sprake van zelfredzame burgerparticipatie. Hieronder vallen meebeslissen en zelf organiseren/zelfbeheer. De gemeente laat los en participerende burgers bepalen zelf het beleid. Deze benamingen voor de twee vormen van burgerparticipatie passen beter dan politieke burgerparticipatie en sociale burgerparticipatie die over het algemeen hieraan worden gegeven. Zelfredzame burgerparticipatie kan namelijk ook politieke burgerparticipatie zijn. Politieke burgerparticipatie is namelijk burgerparticipatie met een publiek belang.[40] Ook uit burgerinitiatieven kunnen projecten of kan beleid ontstaan met een publiek belang.

 

De Raad voor het Openbaar Bestuur vindt dat de participatieladder niet optimaal werkt. Bij de participatieladder gaat het er namelijk om dat de overheid een project wil bewerkstelligen en de burgers moeten daarin meehelpen. De Raad voor het Openbaar Bestuur vindt dat het andersom moet zijn namelijk: er bestaat vanuit de samenleving een bepaalde behoefte aan realisatie van een bepaald project en vanuit die burgers komt er een behoefte aan ondersteuning vanuit de overheid. Hier gaat het dus naast burgerparticipatie tevens en in sterkere mate om overheidsparticipatie.[41] Ook voor de overheidsparticipatie is een participatieladder gemaakt (figuur 3).[42]

Figuur 3: De overheidsparticipatieladder van de Raad voor het Openbaar Bestuur.

 

Feit blijft wel dat de participatieladder van Arnstein/Edelenbos en Monnikhof pas goed werkt als de overheidsparticipatieladder werkt. Burgerparticipatie begint bij de overheid.

 

2.3 Het belang van burgerparticipatie

 

Burgerparticipatie is zowel voor de overheid (in dit geval de gemeente Grave) als voor burgers van belang. Over het algemeen kan gesteld worden dat wanneer er in meer gevallen gelegenheid gegeven wordt voor burgerparticipatie het effect van burgerparticipatie op gemeenten en burgers groter wordt. Echter, niet elk onderwerp laat zich even goed lenen voor burgerparticipatie.

Daarnaast heeft burgerparticipatie ook algemeen belang (belang voor zowel de gemeente als burgers). In deze paragraaf worden de belangen van burgerparticipatie in kaart gebracht.

 

Burgers krijgen meer een gevoel van een gezamenlijke organisatie. Burgers worden in relatief vroeg stadium betrokken bij het vormen van een bepaald beleid of realisering van een bepaald project. Hierdoor is er meer sprake van tevredenheid over het beleid bij beide partijen. Burgers, die vaak kritisch zijn op de beleidsvoering of organisatie van de gemeente, kunnen zelf meedoen, meepraten of meedenken. Dit is wel afhankelijk van de gelegenheid die door de gemeente gegeven wordt voor participatie. De communicatie tussen de gemeente en zijn burgers verbetert aangezien zij meer in contact komen met elkaar.[43] Dit vormt ook meer wederzijds begrip voor elkaars situatie. Met andere woorden wordt het draagvlak voor beleid vergroot. Door veel gemeenten wordt het vergroten van het draagvalk voor beleid gezien als belangrijkste doel van burgerparticipatie.[44] Het gaat hier om tweede generatie burgerparticipatie. Dat wil zeggen het initiatief ligt bij de overheid/gemeente.[45]

 

Door regelgeving van provinciale en landelijke organisaties, waar gemeenten rekening mee moeten houden, verslechtert de democratische legitimiteit van het gemeentebestuur. Een verbeterde relatie tussen burgers en haar gemeenten door meer burgerparticipatie en meer invloed op het vormen van beleid moet de democratische legitimiteit van het gemeentebestuur en vertegenwoordiging van burgers weer gaan versterken.[46] Algemeen ervaren problemen kunnen beter verholpen worden en het gevoerde beleid sluit beter aan bij de realiteit.[47] Burgers voelen zich beter vertegenwoordigd en burgers zijn ook daadwerkelijk beter vertegenwoordigd door burgerparticipatie.

 

De kwaliteit van het gevoerde beleid en gerealiseerde projecten gaat sterk omhoog.[48] Waar beleid in eerste instantie wordt bepaald door slechts het gemeentebestuur is er door burgerparticipatie een mogelijkheid voor beleidsbepaling door gemeentebestuur in samenwerking met specialisten op het betreffende gebied. Er wordt meer geprofiteerd van ervaring, specialisme, kennis en creativiteit van burgers (dit kunnen ook ondernemingen zijn).[49]  In sommige gevallen is het verstandig om bij participatie van professionals/specialisten eisen te stellen of een bepaalde verantwoordelijkheid van de professional/specialist te verwachten.

 

Een verbeterde burgerparticipatie moet gaan resulteren in een soepeler en vlotter verloop van het proces van beleid bepalen. Een beleidsvormingsproces waarbij gebruik wordt gemaakt van burgerparticipatie lijkt in beginsel een tijdrovend proces te zijn. Echter, wanneer er een ontwerpbesluit of een concept-idee gerealiseerd is, verloopt het vervolgproces een stuk soepeler.[50] Alle betrokken partijen, in ieder geval een groot gedeelte van betrokken partijen, is al op de hoogte van het ontwerp/concept. De gemeente kan aan de gang met een definitief besluit of beleid. Het aantal zienswijzen en bezwaar- en beroepsschriften gaat aanzienlijk afnemen, omdat deze burgers alvorens bekendmaking van het ontwerpbesluit al ruim de gelegenheid hebben gehad om in overleg te gaan met de gemeente.[51] De burgers zullen op het moment van de bekendmaking van het ontwerpbesluit tevredener zijn met het besluit, omdat zij een beter inzicht hebben waarom precies dit ontwerpbesluit is opgesteld.

 

Tot slot is van groot belang dat burgers uit alle bevolkingslagen geactiveerd worden voor participatie. Het gevaar bij burgerparticipatie is dat vooral de goed ingelezen, hoger opgeleide burgers veel invloed uitoefenen op de beleidsvoering van de gemeente, terwijl andere burgers ‘buiten de boot vallen’. Wanneer bepaalde bevolkingsgroepen vanwege gebrek aan interesse, tijd of middelen niet participeert, gaat burgerparticipatie averechts werken en ontstaat er juist meer onvrede.[52] Er ontstaat een groot verschil in draagvlak voor het beleid onder de burgers. Bovendien kan de ongelijke participatie tussen verschillende bevolkingsgroepen bij bijvoorbeeld meebeslissen en zelf organisatie/zelfbeheer zorgen voor ongelijkheid tussen verschillende wijken binnen een gemeente. Wijken met veel participanten worden in dit geval beter hernieuwd en georganiseerd.[53]

 

2.4 Conclusie

 

De Omgevingswet gaat van gemeenten vergen meer gebruik te maken van burgerparticipatie in de zin van dit onderzoek. Het is dan ook van belang dat gemeenten na gaan denken over een invulling van het recht op burgerparticipatie. Hoe kan dit recht worden vormgegeven binnen de gemeente Grave? In paragraaf 2.2.1 is in kaart gebracht dat de term burgerparticipatie in de zin van dit onderzoek iets anders aanduidt dan de inspraakbevoegdheid waar de burger reeds recht op heeft. Het gaat in dit onderzoek over vroegtijdige participatie bij verkenning naar mogelijkheden voor nieuw beleid. In de huidige situatie is dit nog geen afdwingbaar recht waarover burgers beschikken. In paragraaf 2.2.2 is ook geconcludeerd dat er bij burgerparticipatie in ieder geval sprake moet zijn van:

–        interactie tussen de gemeente en de burger;

–        Een georganiseerd proces om burgers te betrekken;

–        De participerende burgers moeten een bepaalde invloed hebben op het te nemen besluit;

–        Het moet in ieder geval betrekking hebben op een bestuursrechtelijk besluit.

In paragraaf 2.2.2 is vervolgens in kaart gebracht wat voor verschillende soorten vormen van burgerparticipatie er zijn. Zo kan de burger: geïnformeerd worden, geraadpleegd worden, adviseren, coproduceren, meebeslissen, of zelf-organiseren. Er moet in ieder geval sprake zijn van een interactief beleid. Voor een interactief beleid is niet enkel een actieve burger nodig. Ook dient er in grote mate sprake te zijn van overheidsparticipatie. Burgerparticipatie begint bij een overheid die hiervoor openstaat.

 

In paragraaf 2.3 is het belang van burgerparticipatie in kaart gebracht. Gebleken is dat het gevoel van gezamenlijke organisatie wordt vergroot. Daarnaast wordt de communicatie tussen gemeente en burgers verbeterd. Ook leidt meer begrip voor elkaars situatie tot meer draagvlak voor het gevormde en gevoerde beleid. De democratische legitimiteit wordt versterkt en de kwaliteit van het beleid gaat omhoog. Bovendien wordt de efficiëntie van het proces uiteindelijk verhoogd.

Tot slot wordt in paragraaf 2.3 nog opgemerkt dat het van belang is dat burgers uit alle dorpen, wijken of bevolkingsgroepen participeren. Ondervertegenwoordigde burgergroepen moeten hierin geactiveerd worden.

[1] J.A.A. van Doorn & C.J.M. Schuyt, 1978.

[2] L. Dreijerink, H. Kruize & I. van Kamp, 2008, p. 5.

[3]  L. Dreijerink, H. Kruize & I. van Kamp, 2008, p. 5.

[4] L. Dreijerink, H. Kruize & I. van Kamp, 2008, p. 6.

[5] P. van Houwelingen, A. Boele, P. Dekker, 2014, p. 18.

[6] E. Tonkens, 2012.

[7] Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2017.

[8] Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2017.

[9] ABRvS 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:437.

[10] ABRvS 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2087.

[11] ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1709.

[12] Creighton 2005, p. 7.

[13] De Nationale Ombudsman, 2009, p. 46-49.

[14] De Raad van State, 2009, p. 41.

[15] De Nationale Ombudsman, 2009, p. 44-46.

[16] S.R. Arnstein, 1969, p. 216.

[17] S.R. Arnstein, 1969, p. 216.

[18] J. Edelenbos & R. Monnikhof, 1998.

[19]   I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 17.

[20] L.J. de Graaf, 2007, p. 25-27.

[21] J. Edelenbos & R. Monnikhof, 1998.

[22] I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 17.

[23] L.J. de Graaf, 2007, p. 25-27.

[24] J. Edelenbos & R. Monnikhof, 1998.

[25] L.J. de Graaf, 2007, p. 25-27.

[26] J. Edelenbos & R. Monnikhof, 1998.

[27] I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 17.

[28] L.J. de Graaf, 2007, p. 25-27.

[29] J. Edelenbos & R. Monnikhof, 1998.

[30] I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 17.

[31] I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 17.

[32] L.J. de Graaf, 2007, p. 25-27.

[33] J. Edelenbos & R. Monnikhof, 1998.

[34] S.R. Arnstein, 1969, p. 216.

[35] S.R. Arnstein, 1969, p. 16.

[36] I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 17.

[37] I. Pröpper & D.A. Steenbeek, 2009, p. 15.

[38] L.J. de Graaf, 2007, p. 28.

[39] P. van Houwelingen, A. Boele, P. Dekker, 2014, p. 21.

[40] P. van Houwelingen, A. Boele, P. Dekker, 2014, p. 21.

[41] De Raad voor het openbaar bestuur, 2012, p. 65.

[42] De Raad voor het openbaar bestuur, 2012, p. 67.

[43] Gemeente IJselsstein, 2011.

[44] D. Bos, 2014, p. 15.

[45] M. Kilic-Karaaslan, 2008.

[46] Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2008.

[47] Gemeente IJselsstein, 2011.

[48] D. Bos, 2014, p. 16.

[49] D.C. Brabham, 2009.

[50] Gemeente IJselsstein, 2011.

[51] J. van Oosten, 2017.

[52] S.M. van Gool, 2008, p. 262.

[53] Wethouder van Sociale Zaken, Werkgelegenheid, Wijkaanpak en Sport Den Haag, 2016.