‘Verstopte’ communicatie: ergens tussen praktijk en theorie.
Onderzoek naar communicatie, de rol van taal en denken hierin, en naar de variabelen die een adequaat onderzoek naar menselijk communicatief handelen mogelijk maken, is een complexe activiteit. Communicatie zit verstopt in verschillende takken van wetenschap die elk een eigen bijdrage leveren aan het in kaart brengen van de grondslagen van communicatief handelen.
Een van de wetenschappen die een bijdrage (kunnen) leveren aan het in kaart brengen van communicatieve processen is de evolutionaire en culturele antropologie. In dit domein werd en wordt onder meer onderzoek verricht naar het sociale en intelligente gedrag van primaten. Op 24 november 2016 hield emeritus-hoogleraar Jan van Hooff een indrukwekkende lezing over dit “sociale” gedrag: “Apen apen apen na?” Dit tijdens de kennisdelingsdag van het kenniscentrum Business Development and Co-Creation.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog experimenteerde de gestaltpsycholoog Wolfgang Köhler (1887-1967) op het eiland Tenerife met intelligent gedrag van mensapen. Over deze experimenten publiceerde hij in 1917 het boek Intelligenzprüfungen an Menschenaffen. Zijn belangrijkste “ontdekking” was die van het ‘plotselinge inzicht’, dat apen vertoonden bij het ‘oplossen’ van problemen – meestal bij het verkrijgen van voedsel. Kennelijk beschikken onze biologisch naaste verwanten over een mogelijkheid om plotseling een oplossing te bedenken voor een voorkomend probleem voedselprobleem. Bijvoorbeeld, hoe krijg ik die banaan te pakken die boven in de kooi hangt en waar ik niet direct bij kan komen? Juist, door gebruik te maken van kistjes die her en der in de kooi liggen.
Naast de intelligentie van levende wezens is ook de sociale inbedding van het handelen van belang. Bijvoorbeeld om van andere groepsgenoten te kunnen leren wat zij hebben bedacht, ontdekt, uitgevonden of geconstrueerd. Die intelligentie bestaat in de gerichtheid van hun denken (bewustzijn) op verschillende voorwerpen van dit denken. Daartoe leveren ook inzichten uit sociologisch onderzoek een belangrijke bijdrage. Zo geeft de etnomethodologie verschillende inzichten in het ontstaan van sociaal begrip op basis van ‘sociale handelingen’. Deze ontstaan door symbolisering, het betekenis toekennen aan menselijke gedragingen, waaronder het gebruik van gebaren. Over dit thema heeft recentelijk René ten Bos in 2011 een mooi boek gepubliceerd onder de titel Stilte, geste, stem. Een filosofisch drieluik. Een mooi overzicht over sociologische communicatietheorieën geeft Rainer Schützeichel (2004/2015). Communicatie wordt in dit licht gezien als een vorm van interactie, waarin betekenisvolle klanken (fonemen, morfemen en woorden) in een bepaalde onderlinge verbondenheid (syntaxis) worden geuit en gehoord (het begrijpen ervan in een betekenisvol verband is een volgende stap). Dit proces verbindt mensen met elkaar en laat een gemeenschap ontstaan die door gereguleerd taalgebruik (o.a. eenzelfde taal of jargon) wordt gekenmerkt. Over allerlei migratiestromen, taalveranderingen etc. zal ik hier verder niet ingaan, al is het interessant om te onderzoeken of deze ontwikkeling de verbinding van mensen, het onderling en wederzijds begrip, niet in beweging brengen en bepaalde gebeurtenissen leiden tot een andersoortige gemeenschap.
Ik noemde al even de psycholoog Wolfgang Köhler. Een generatie later zien we in Leipzig, in het Max- Planck-Institut für evolutionäre Anthropologie, de Amerikaan Michael Tomassello aan het werk. Tomassello heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan die vrijwel allemaal gaan over communicatie en/of interactie tussen dieren en tussen mensen. Enkele titels:
1999: The Cultural Origins of Human Cognition
2007 (met Joseph Call) The Gestural Communication of Apes and Monkeys
2008: Origins of Human Communication
2009 (met o.a. Carol Dweck) Why We Cooperate
2010: (met Esther Herrmann) “Ape and Human Cognition. What’s the Difference?”
2014: A Natural History of Human Thinking
Recentelijk verschenen ook verschillende studies naar het werk van Tomassello, waaronder van Matthias Wunsch (2015) “Was macht menschliches Denken einzigartig? Zum Forschungsprogramm Michael Tomassellos”, verder uitgewerkt in een bijdrage aan het tijdschrift Information Philosophie van december 2016: “Der Tier-Mensch-Unterschied bei Michael Tomassello”. In 2015 verscheen van de hand van de communicatiewetenschapper Ralf Mollenhauer een handelseditie van zijn proefschrift over Tomassello: Tomassellos Kooperationsmodell. Michael Tomassellos Forschung im Kontext kommunikationstheoretischer Fragestellungen.
Veel vraagstukken over het verschil in intelligent gedrag bij mensen en dieren zijn al in de jaren 20 en 30 in Duitsland aangekaart en uitgewerkt. De psycholoog-filosoof-arts Karl Bühler (1879-1963) bijvoorbeeld heeft in zijn studie uit 1918 naar de Geistige Entwicklung des Kindes, een aantal van deze vraagstukken opgepakt. In elk geval bleek hier al dat communicatietheoretisch onderzoek breed uitwaaiert over een groot aantal disciplines en onderzoeken (al sinds de Klassieke Oudheid) . Toch gaat dit onderzoek over iets heel basaals: hoe komt het dat wij, mensen, elkaar door middel van taal en andere communicatiemiddelen (tot aan werktuigen aan toe) kunnen verstaan en welk empirisch onderzoek is er nodig (en geschikt) om dit vraagstuk te kunnen beantwoorden. Vergelijkend gedragsonderzoek is één van de disciplines die dit vraagstuk trachten te beantwoorden. Daarnaast hoedt men zich ook binnen de taalfilosofie, taal- of communicatiepsychologie, cultuurwetenschappen of de sociologie met deze vraag bezig. Zij dragen aan een oplossing hiervoor bij door de centrale vraag te willen beantwoorden: wat is er nu zo uniek aan het menselijk denken (zijn cognitie en communicatie) en wat dragen klassieke studies en moderne empirisch onderzoek hieraan bij? Volgens de hiervoor genoemde onderzoekers gaat het bij het ontstaan van communicatie-eenheden om groepen van elkaar begrijpende mensen en dieren als vooronderstelling; en niet om de afzonderlijke componenten van deze eenheden, bijvoorbeeld intenties die individuen kunnen hebben. Het gaat voor Tomassello, Wyunsch en Mollenhauer om het gehele communicatieproces dat in beeld moet worden gebracht.
Kennelijk is de mens, in tegenstelling tot primaten, in staat om het “geheel” van interacties en processen in kaart te brengen en daarmee, inclusief zijn geheugenfunctie, wederzijds begrip te laten ontstaan. Dit wederzijdse begrip is nodig voor de samenwerking binnen de eigen soort en de hieraan ten grondslag liggende cultuur. ‘Cultuur’ brengt in samenhang met de menselijke cognitie (zijn intellectuele vermogens als denken, voorstellen, rationaliseren, abstraheren etc.) een duidelijke scheiding aan tussen de interactie, communicatie en het begrijpen bij primaten enerzijds en bij mensen anderzijds. Het specifieke onderzoek dat hier nodig is betreft dan niet alleen de resultaten van concrete interacties tussen mensen, maar ook een sociaalhistorisch onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van specifiek menselijke culturen:
[…] there are two clearly observable characteristics of human culture that mark it as qualitatively unique […]. The first is what has been called cumulative cultural evolution. Human artifacts and behavioral practices often become more complex over time (they have a ‘history’). An individual invents an artifact or way of doing things that is adequate to the task, and others quickly learn it. But then if another individual makes some improvement, everyone, including developing children, tends to learn the new and improved version. […]. The second clearly observable feature of human culture that marks it as unique is the creation of social institutions. Social institutions are sets of behavioral practices governed by various kinds of mutually recognized norms and rules. For example, all human cultures engage in mating and marriage in the context of their own rules. If one violates these rules, one is sanctioned in some way, perhaps even ostracized totally. (Tomassello (2009): Why We Cooperate, p. X-XII)
Waar het bij Tomassello uiteindelijk op aankomt, is een fundamenteel begrip van het specifiek menselijke: intelligentie, taal, werktuiggebruik, cultuurontwikkeling en “coöperatieve communicatie.” De laatste, zo schrijft hij in zijn recente werk over Human Thinking, maakt gecoördineerde handelingen op bewustzijnsniveau mogelijk die bij primaten ontbreken. Mensen delen (share) het vermogen tot intentionaliteit (intentionality), de representatie van de culturele context in gezamenlijke (taal-)handelingen:
[… E]arly humans were at some time point forced by ecological circumstances into more coorperative lifeways, and so their thinking became more directed toward figuring out ways to coordinate with others to achieve joint goals or even collective group goals. And this changed everything. (Tomassello 2014: 4ev)
Wunsch en Mollenhauer zien weliswaar veel empirisch bewijs voor deze aanname, maar inzichten uit onderzoek in Leipzig door Tomassello en zijn medewerkers en nieuwe inzichten vanuit de wijsgerig-antropologische literatuur laten een andere systematische denkwijze ontstaan. Deze is vanuit de empirie bij Tomassello (ten dele) terug te vinden. Maar zij vraagt ook om een aanvulling vanuit een breder (communicatietheoretisch) kader of een bredere theorie over het menselijk denken (menselijke intelligentie). Zo ziet Mollenhauer (2015) de focus in het werk van Tomassello vooral op communicatiemiddelen ligt en niet of nauwelijks op bredere communicatieprocessen (communicatiecultuur) , waarin gebruik gemaakt wordt van deze middelen binnen een groter cultureel geheel:
Indem die Kommunikationsmittel mit den jeweils angeblich dahinter stehenden kognitiven Fähigkeiten und Fertigkeiten aus der Ganzheitlichkeit des Kommunikationsprozesses herausgelöst und sodann (immer mehr) um Wechselwirkungen mit der sozialen und kulturellen Umwelt ergänzt werden, können aber sinnvolle Aussagen weder über den gesamten Prozess noch über die bei Tomassello im Fokus stehenden Bestandteile des Prozesses (Kommunikationsmittel, kognitive Fertigkeiten) getroffen werden, da der gesamte Prozess mehr darstellt als die Summe seiner Teile, die sich zudem von Anfang an nur in ihm entwickeln. (Mollenhauer 2015: 11)
Samengevat is duidelijk geworden dat het onderzoeksdomein van communicatie, cultuur en cognitie (de drie c’s) een brede is die in veel gevallen qua vraagstellingen en uitgangspunten verstopt zit in verschillende theoretische en toegepaste (sub-)disciplines die vaak niet of onvoldoende uit de verf komen als het gaat om concreet communicatieonderzoek. In een aantal blogs wil ik hier in het kader van het thema ‘human communication development’ verder op ingaan.