“Waarom haken jongens af? De mannen van TNO weten het niet” uit Trouw 11-06-2012

Op het toneel van captains of industry speelt de vrouw in Nederland nauwelijks een rol. De topbestuurders, de grote zakenlieden, de vernieuwende ondernemers: het zijn vrijwel allemaal mannen. Maar vrijdag bleek uit het rapport ‘De staat van Nederland innovatieland 2012’ dat dit spel van heren niet lang meer kan duren. Mannen raken ten opzichte van vrouwen steeds lager opgeleid.

Onder de jongsten, de 15- tot 25- jarigen, heeft 17 procent van de vrouwen een hbo- of wo-diploma op zak tegenover 10 procent van de mannen. En van deze jonge mannen is bijna 40 procent gewoonweg laag opgeleid, terwijl dat bij de vrouwen maar 27 procent is. Het contrast tussen man en vrouw zette zo’n twintig jaar geleden in, en wordt steeds scherper. Willen we internationaal concurrerend blijven, dan hebben we, als je louter naar opleiding kijkt, steeds minder te verwachten van de mannen, was de boodschap van het rapport.

Hoe het komt, dat de man wegzakt? De deskundigen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, het Den Haag centrum voor strategische studies (HCSS) en kenniscentrum TNO hebben er geen pasklaar antwoord op. Het heeft te maken met discipline, niet goed kunnen omgaan met de vrijheid van de universiteit: studie-uitval onder jongens is een belangrijke oorzaak van het gemiddeld dalende opleidingsniveau. Met de langstudeerboete en maatregelen die de studieduur moeten beperken, wordt het vooruitzicht voor jongens op de universiteit er niet veel beter op. Ze lijken meer tijd nodig te hebben dan meisjes.

Boven de 45 jaar is de Nederlandse man nog steeds gemiddeld hoger opgeleid dan de vrouw. Daaronder neemt zij het over. Qua diploma dan, want de gemiddeld hogere opleiding vertaalt zich nog niet in topposities in het bedrijfsleven of de overheid. Uit de jaarlijkse Female Board Index, en rapporten van Talent naar de top, blijkt een zeer trage opmars van de vrouw in Nederland.

Met het rapport legt HCSS de vinger op een volgende impasse in de Nederlandse arbeidsmarktsituatie. Net zoals we strubbelingen kennen tussen ouderen en jongeren, tussen vaste contractanten en flexwerkers, is er nog een andere groep antagonisten: man en vrouw.

Uit alle onderzoeken blijkt dat de man zich nog steeds voorbestemd voelt voor het kostwinnerschap en een carrière. Vrouwen hebben bescheidener ambities op de arbeidsmarkt en hopen vooral kinderen met een baan te kunnen combineren. Het verschil komt treffend tot uitdrukking in zorguren, die in overdonderende meerderheid door vrouwen worden ingevuld.

Vrouwen zijn op topniveau net zulke outsiders als werkloze ouderen of jonge flexwerkers. Ook zij hebben hervorming op de arbeidsmarkt nodig: flexibeler werktijden, betere kinderopvang en een gelijke verdeling van zorgtaken. Volgens HCSS kunnen we, als we vrouwelijk talent willen benutten, niet zonder ‘het nieuwe werken’ of flexibele arbeidstijden.

Tijdens de presentatie van het rapport in Nieuwspoort was iedere hoofdrolspeler van innovatieminnend Nederland aanwezig. Vooral mannen. De directeur van de koepel van Nederlandse universiteiten VSNU, Josephine Scholten, zei daar: “Ik zie nu misschien tien vrouwen op meer dan honderd aanwezigen. De opleidingscijfers overziende, is dat over een paar jaar omgekeerd.”

Het beeld van een economie gedomineerd door vrouwen ontlokte aan de mannen in de zaal een ietwat benauwd gelach. De mannen gaven zich niet gewonnen. Hun grootste zorg betreft niet de vrouwenparticipatie, zo zeiden ze achteraf. De vraag was vooral: hoe gaan we onze jonge seksegenoten aanzetten tot betere prestaties?