In het kader van het HAN-instellingsplan 2012-2016 zijn drie kwaliteitsindicatoren gesteld voor het meten van ondernemerschapsonderwijs van de diverse VT-bachelor opleidingen.

Voor twee van deze indicatoren is voor het studiejaar 2012-2103 een zogenaamde nulmeting gehouden welke is herhaald voor het afgelopen studiejaar 2014-2015.

De bevindingen en conclusies van de tweede meting in vergelijking met de nulmeting (lees: meting 1) worden weergegeven in onderstaand overzicht gevolgd door enkele bevindingen en opmerkingen.

Percentage      Meting 1         Meting 2

< 1%                  21 (34%)          20 (32%)
1-3%                  15 (25%)          26 (41%
>3%                   15 (25%)          13 (21%)
niet bereikt       23 (38%)        13 (21%)
Totaal                61 opl.             63 opl.
Respons            38 (63%)         50 (79%)

Norm 1*            28%                 48%
Norm 1**          45%                 60%
Norm 2*            25%                 41%
Norm 2**          40%                 52%

norm 1: 65% biedt minimaal 1% aan ondernemerschapsonderwijs ;
norm 2: 30% biedt minimaal 3% ondernemerschapsonderwijs
* indien opleidingen zonder response meegeteld
** indien enkel bepaald over opleidingen met een respons

Conclusies

1. Aan de eerste HAN-norm (65% minimaal 1%) is niet voldaan bij zowel de nul- als de vervolgmeting.
2. Aan de tweede HAN norm (30% minimaal 3%) is bij de vervolgmeting wel voldaan, ook indien de opleidingen zonder response – en dus score van 0% – zijn meegenomen.
3. Er is een tendens tot toename van ondernemerschapsonderwijs bij de HAN aangezien bij de vervolgmeting duidelijk meer opleidingen een toename dan een afname lieten zien.

Opvallend is dat bij de vervolgmeting van de opleidingen die aangeven dat ze tijd besteden aan ondernemerschapsonderwijs, het overgrote deel (26) vaak beduidend meer dan 3% scoren. Slechts twee opleidingen scoren tussen de 0% en 1% en vier opleidingen tussen de 1% en 3%. Daaruit kan je, achteraf gezien, concluderen dat de gehanteerde normgrenzen van 1% en 3% niet handig zijn gekozen. Kanttekening hierbij is dat veel opleidingen zeggen niet goed te kunnen bepalen hoeveel % van een onderwijseenheid of studiefase aan dit thema wordt besteed. Daarom wordt vaak het totale aantal uren van deze onderwijseenheid of studiefase doorgeven. Ook kan het hebben uitgemaakt wie de resultaten in de eerste en tweede meting hebben doorgegeven. Conclusies trekken blijft dus een beetje oppassen geblazen.